“De kans dat ik na het aneurysma ooit nog wakker zou worden, was bijzonder klein. Wekenlang lag ik in een diepe coma…”
Annemie (58) stapte op een dag ’s ochtends uit haar bed met nekpijn. “Gewoon verkeerd gelegen”, dacht ze. Tot ze later die dag in elkaar stuikte, in het ziekenhuis belandde en te horen kreeg dat ze een aneurysma had.
Wekenlang tussen leven en dood
Annemie: “Toen ik die donderdag, nu vijf jaar geleden, uit mijn bed stapte met een stekende pijn in mijn nek, dacht ik nog dat ik gewoon slecht had gelegen. Maar hoe later het werd, hoe helser de pijn. Heel even heb ik getwijfeld om niet te gaan werken, maar wat beweging zou me misschien goed doen. Wat vanzelf komt, gaat vanzelf weer weg, toch?
Achteraf gezien is dat mijn redding geweest. Dat ik niet op de zetel ben gekropen in een leeg appartement en toch ben vertrokken. Want later die dag stuikte ik in het woonzorgcentrum, waar ik aan de slag was als pastoraal werker, voor de ogen van artsen en verpleegkundigen in elkaar. Terwijl zij onmiddellijk de eerste zorgen toedienden, ging bij mij het licht uit, en dat voor tien weken lang.
De kans dat ik ooit nog wakker zou worden, was bijzonder klein, zo hoorde ik achteraf. Ik had een aneurysma, een uitstulping in de slagader, die mijn hersenen vol bloed deed lopen. Omdat mijn hersenen het niet meer trokken, belandde ik in een diepe coma. Van al die weken op de intensieve zorgen, herinner ik me bijna niets. Behalve dat er mensen huilend aan mijn bed zaten, terwijl ik verzonken was in een diepe slaap, en dat het leek alsof het altijd dag was, omdat het licht in de kamer nooit uitging.
Vroeger zong ik de kathedraal plat, nu lukte het me amper om één woord uit te spreken
Ik herinner me zelfs een verpleger die geïrriteerd raakte omdat ik alle kabeltjes die in mijn neus en keel zaten continu wilde uittrekken. Onbewust, weliswaar. ‘Als je niet stopt, moet ik je vastbinden’, had die gezegd. Dat ik antwoordde dat hij dat dan maar moest doen, daar weet ik achteraf dan weer niets van. Begin oktober werd ik dan toch wakker. Niemand had het verwacht, behalve mijn vriend Jeroom.
Artsen hadden hem al verschillende keren gevraagd wat langer te blijven toen hij naast mijn bed zat. De kans was immers groot dat ik er niet meer zou zijn tegen dat hij bij zijn auto was. Maar hij bleef erin geloven. Zelfs toen duidelijk werd dat ik niet meer de Annemie van vóór het aneurysma was, week hij geen moment van mijn zijde en bleef hij me steunen. Het ging een lange weg worden, maar dat ik ontwaakte, was al een eerste stap in de goede richting.
Na tien weken intensieve zorgen, verhuisde ik naar neurologie. Drie maanden lang werd ik elke dag uit bed gehaald door de kinesist, om opnieuw spieren te kweken. Na al die weken in coma kon ik niet meer op mijn benen staan. Zelfs een vork naar mijn lippen brengen, was een hele opgave. Maar ik moest en zou beter worden. Hoe frustrerend het soms ook was om op het einde van de gang uitgeput in de armen van de kinesist te vallen, om in een rolstoel terug naar de kamer te worden gebracht, één ding wist ik zeker: ik wilde niet afhankelijk zijn van verpleegkundigen, of van Jeroom. Ik wilde mijn vrijheid terug. Bij elke stap die ik zette, dacht ik: dat is er eentje gewonnen.
Revalidatie
Zodra ik genoeg was aangesterkt, kon de revalidatie pas écht beginnen. In een gespecialiseerd centrum leerde ik álles opnieuw: eten, praten, schrijven, boodschappen doen en zelfs zingen. Vroeger zong ik de kathedraal plat, bij wijze van spreken. Maar plots moest ik heel veel moeite doen om ook maar één woord uit te spreken. Door de intubatie was ik bijna al mijn stemkracht verloren.
Gelukkig werd ik omringd door de beste artsen en verpleegkundigen. Ik herinner me nog goed dat ik na zeven lange maanden onder aan de trap van het revalidatiecentrum stond en iedereen me luid stond aan te moedigen om zonder hulp boven te geraken. Het heeft ongetwijfeld een paar minuten geduurd vooraleer ik er was, maar in mijn hoofd waren het maar een paar seconden. Wat een overwinning! Ik was eindelijk klaar om naar huis te gaan.
Werken zit er voor mij jammer genoeg niet meer in…
Het enige wat ik aan het aneurysma heb overhouden, is een wankel evenwicht. Na een dagje aan zee heb ik makkelijk vijf kilometer in de benen, maar slenteren of lang naar de grond staren, is moeilijk. Daar wordt nog steeds aan gewerkt bij de kinesist. Alleen werken zit er voor mij jammer genoeg niet meer in. Daar had ik het in het begin wel moeilijk mee. Alsof mijn leven van de ene dag op de andere gewoon was gestopt.
Maar intussen ben ik een trotse vrijwilliger in twee schooltjes. Ik hoop dat ik dat het komend schooljaar weer kan opnemen. In het ene leer ik de kinderen haken, want dat kunnen de meeste leerkrachten tegenwoordig niet meer. (lacht) En in het andere help ik in het lenteklasje, bij de allerkleinsten. Ik ben blij dat ik dat nog kán doen, want het had ook anders kunnen aflopen.
Vorig jaar ben ik op bezoek geweest op de dienst intensieve zorgen. Gezond en wel, deze keer. Om het hele medische team – van artsen en verpleegkundigen tot kinesisten en ergotherapeuten – nog maar eens te bedanken. Zonder hen zou ik hier vandaag niet meer staan. Iedereen wist nog heel goed wie ik was. De artsen noemen me tot de dag van vandaag nog steeds een mirakel, en met die woorden in mijn achterhoofd kan ik het leven niet anders zien dan één groot geschenk.”
Uit: Libelle 35/2020
Meer openhartige verhalen:
Volg ons op Facebook, Instagram, Pinterest en schrijf je in op onze nieuwsbrief om op de hoogte te blijven van alle nieuwtjes!