alcoholverslaving

Mijn verhaal: Carolien liet zich vrijwillig opnemen voor haar alcoholverslaving

Door De Redactie

Wat begon bij één glaasje, ging van kwaad naar erger. Carolien getuigt over haar zware alcoholverslaving en hoe ze zich vrijwillig liet opnemen om van de ‘duvel’ af te geraken.

Carolien (58): “Ik heb altijd graag gedronken. Ik wil mijn ouders zeker niet de schuld geven, maar thuis zag ik niets anders. Mijn ouders dronken alcohol bij elke maaltijd, en mijn vader kwam regelmatig beschonken naar huis. Op mijn achttiende had ik al het gevoel dat ik, zodra ik een glas op had, niet meer kon stoppen. Een eerste teken van verslaving, weet ik nu, maar dat had ik toen nog niet door.

Terwijl ik eerst enkel tijdens het weekend dronk, begon ik na verloop van tijd ook tijdens de week al eens wat uit te schenken. Een wijntje als ik van het werk thuiskwam. Of twee, na een slechte dag. Dan eens drie, vier… Na een tijdje dronk ik de fles leeg in een uur. En dan nog een biertje of tien voor de televisie. Ik ging elke avond dronken naar bed, werd elke ochtend wakker met hoofdpijn. Elke dag nam ik me voor om niet meer te drinken, maar ‘s avonds gaf ik toch weer toe. Ik was intussen getrouwd, maar mijn man deed gewoon mee. We zagen van elkaar niet dat we verkeerd bezig waren.

De enige periode waarin ik niét dronk, is tijdens mijn beide zwangerschappen. Toen kostte het me gek genoeg ook geen enkele moeite om van de fles te blijven. Maar meteen na de bevalling begon ik weer. We hadden iets te vieren, vond ik dan. Zelfs toen ik op mijn 41 borstkanker kreeg, ging ik door. Ik schaam me daar nu heel erg voor. Ik had op mijn gezondheid moeten letten, maar in plaats daarvan begon ik nog meer te drinken. Wellicht zocht ik de roes op, om niet te veel te hoeven nadenken over mijn ziekte.

“Dat ik zélfs voor mijn kinderen niet kon stoppen met drinken, is iets dat ik mezelf de rest van mijn leven zal kwalijk nemen”

Niet veel later liep het helemaal uit de hand. Toen ik, na mijn gevecht tegen kanker, terugkwam uit ziekteverlof, was er een reorganisatie geweest op mijn werk. Ik kwam op een andere afdeling terecht, die me niet lag. Dat kon ik, nog verzwakt door alle behandelingen, niet aan. Ik belandde opnieuw in ziekteverlof met een depressie en een burn-out. En ik begon nog meer te drinken. Waar ik vroeger nog wachtte tot na het werk, begon ik nu vaak al ’s middags. Ik wil echt niet weten hoeveel geld ik toen heb uitgegeven aan drank. En aan pijnstillers, want ik werd elke ochtend wakker met een zware kater. Ik voelde me misselijk en ziek, waardoor ik nog slechter in mijn vel zat, en nog meer begon te drinken. Het ergste vind ik dat mijn kinderen dat allemaal hebben moeten meemaken. Mijn hart breekt als ik er nu aan denk hoe vaak ze vroegen om bij vriendjes te mogen spelen, hoe ze probeerden te vermijden dat er iemand bij ons thuis zou komen, hoe ze vroegen om niet met ons mee te moeten naar een feest. Ze moeten zich zo vaak geschaamd hebben. Dat ik zélfs voor hen niet kon stoppen, is iets dat ik mezelf de rest van mijn leven zal kwalijk nemen.

“Aan dit tempo leef je geen vijf jaar meer, zei de dokter. Pas toen kwam de klik”

Pas op mijn 48ste kwam de ommekeer. Uit een bloedonderzoek bleek dat mijn leverwaarden dertig keer te hoog waren. De boodschap was duidelijk: aan dit tempo zou ik geen vijf jaar meer leven. Dat nieuws kwam hard aan, en eindelijk, éindelijk begon ik in te zien dat het zo niet verder kon. Niet veel later heb ik mijn telefoon gepakt en een afspraak gemaakt bij een afkickkliniek. Op 27 augustus mocht ik ‘binnen’. ‘Het gaat zwaar worden’, zeiden ze, maar in mijn hoofd was de klik gemaakt. ‘Laat maar komen’, dacht ik. ‘Ik kàn dit.’

Ze hebben gelijk gekregen: het was zwaar. Héél zwaar. Ik ben door de hel gegaan, heb fysiek en mentaal heel hard afgezien. In de kliniek, maar ook toen ik, na drie maanden, terug naar huis mocht. Drank is zo ingeburgerd in onze maatschappij. Overal wordt gedronken, het is onvoorstelbaar hoe vaak je ‘nee’ moet zeggen. Ik kreeg ook niet van iedereen evenveel begrip. Ze vonden dat ik saai was geworden. Ik heb in die periode veel vrienden verloren. Ook met mijn man had ik geregeld ruzie. Hij dronk wél nog, en dat maakte het voor mij niet makkelijker.

“Het was zwaar. Héél zwaar. Ik ben door de hel gegaan, heb fysiek en mentaal erg afgezien. In de kliniek, maar ook toen ik, na drie maanden, naar huis mocht”

Toch heb ik volgehouden. Na die eerste, vreselijke maanden, begon ik me zoveel beter te voelen. Ik had geen katers meer, voelde me frisser in mijn hoofd, en beter in mijn vel. Dat motiveerde me. Ook mijn kinderen, intussen volwassen twintigers, hebben me enorm geholpen. Zij zeiden heel vaak hoe blij ze waren dat ik was gestopt. Hoezeer ze onder mijn verslaving hadden geleden. Dat ze ooit zelfs op het punt hadden gestaan om te vertrekken. Dat heb ik altijd voor ogen gehouden. Ik heb vreselijk veel spijt van het verleden, maar ik kan de klok niet terugdraaien. Ik kan er alleen voor zorgen dat hun toekomst beter wordt, en daar zal ik àlles aan doen.

Op 27 augustus zal het tien jaar geleden zijn dat ik me liet opnemen. Tien jaar waarin ik niet één glas heb gedronken. Die dag wil ik een groot feest geven, samen met mijn man, die intussen ook veel minder drinkt. Dat ik destijds de moed heb gevonden om mezelf te laten opnemen, is iets waar ik nog elke dag blij om ben. Het is niet gemakkelijk geweest, maar het was de beste beslissing die ik ooit heb genomen. Mijn leven is nu zoveel beter, en ik durf met absolute zekerheid zeggen: nooit raak ik nog één druppel aan.”

Uit: Libelle 20/2019 – Tekst: Evelien Roels – Beeld: Getty Images

Meer straffe verhalen:

Volg ons op FacebookInstagramPinterest en schrijf je in op onze nieuwsbrief om op de hoogte te blijven van alle nieuwtjes!

Partner Content

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."