Mijn verhaal: Katriens mama leefde na het overlijden van haar man op in het woonzorgcentrum
Het was nooit iets voor haar, zo’n woonzorgcentrum, en de eerste weken vond ze het er verschrikkelijk. Maar al snel voelde Katriens mama zich er helemaal thuis. Meer nog: na een heel moeilijke periode kreeg het leven opnieuw zin.
Katrien (61): “Het was mijn vader die altijd zei: ‘Als ik ooit móét verhuizen, dan liefst naar het einde van de straat’, de plek waar het woonzorgcentrum staat. ‘Dan wil ik een kamer aan de zonnekant, niet vergeten hé!’ (lacht) Mama schudde dan steevast haar hoofd. Maar sinds ze zelf in een kamertje aan de zuidkant zit, lijkt het alsof ik een klein stukje mama terug heb gekregen.
“De eenzaamheid maakte haar letterlijk gek. Ze zag dingen die er niet waren”
Zaterdag 25 april 2009, het was de dag dat mama en papa hun gouden jubileum vierden. Ik herinner me goed dat ik vol bewondering naar hen keek terwijl ze dansten. Dat ze na al die jaren nog altijd zo verliefd op elkaar waren, was mooi om te zien. Dat er nog geen week later abrupt een einde kwam aan hun liefdesverhaal, had niemand verwacht. Op 1 mei overleed papa aan een aneurysma, een uitstulping van een bloedvat. Van het ene moment op het andere was mama haar grote liefde voorgoed kwijt. Dat immense verlies is ze nooit meer te boven gekomen.
De eenzaamheid maakte haar letterlijk gek. Ze zag dingen die er niet waren: een inbreker die rond het huis sloop, lichten die haar zogezegd verblindden. Op den duur veranderde haar huis elke avond in een bunker. De voordeur werd gebarricadeerd met de hometrainer en de rolluiken gingen om stipt vijf uur naar beneden. Als ik nog even wilde binnenspringen, moest ik haar eerst minutenlang geruststellen dat ík het was die aan de deur stond. Lange tijd heb ik gedacht dat mama depressief was. Tot ze op een dag zwaar ten val kwam, met haar hoofd op de hoek van de salontafel, en werd afgevoerd naar het ziekenhuis. Daar bleek dat het geen depressie was, maar beginnende dementie.
De achterdochtigheid, de angst, de verwardheid. Ik was zo boos op mezelf. Dat ik het niet eerder had gezien! Hoe moest het nu in hemelsnaam verder? Was het wel verantwoord om haar naar huis te laten gaan? De dokter stelde een verblijf voor van twee maanden in het woonzorgcentrum. Om te revalideren, en om aan te sterken. De arts vermoedde dat ze soms vergat te eten, en dat ze daardoor lichtjes ondervoed was. Maar hij verzekerde ons dat ze nadien, met de nodige hulp, nog een poos thuis zou kunnen blijven.
“Wat als ze op een dag het gasvuur vergat uit te zetten, of een kaars liet branden?”
Het kortverblijf in het woonzorgcentrum vond mama vreselijk. Misschien omdat ze wíst dat het maar tijdelijk was, en ze het daarom geen kans wilde geven. Ze telde letterlijk de dagen af, en toen ze eindelijk weer naar huis mocht, straalde ze. Toch merkten we aan kleine dingen dat ze snakte naar sociaal contact. Dat er ’s morgens een verpleegkundige haar medicatie kwam klaarzetten en dat de poetshulp er elke week was, deed haar zichtbaar deugd. Zelfs ’s middags ging ze zonder morren terug naar het woonzorgcentrum, om met de bewoners een hapje te eten. Soms leek het wel alsof de mama van vroeger weer terug was.
Maar hoe fijn het ook was om haar opnieuw te zien lachen, sommige dingen mocht en kon ik niet negeren. De lasagne die nog ongebakken in de oven stond, een beschimmeld brood dat in de trommel lag. Wat als ze op een dag het gasvuur vergat uit te zetten, of een kaars liet branden? In mei twee jaar geleden werd mama opgenomen in het woonzorgcentrum, in overleg met de huisarts en de thuisverpleegkundige. Met pijn in het hart, want ik wist dat ik haar veel verdriet deed.
De eerste week mocht ik niet op bezoek, omdat ze gewoon te kwaad was. Mama miste haar thuis, maar terugkeren was simpelweg geen optie. Het was dan ook een hele opluchting om te zien dat mama zich na twee weken al een stuk beter voelde. Ze liet me trots alle hoeken van de afdeling zien en fluisterde over iedereen wel iets in mijn oor. ‘Zie je die man daar? Die is nogal vergeetachtig!’ (lacht)
“Ik voel aan alles dat dat ze gelukkig is, wat ik na de dood van papa heel erg gemist heb”
Vooral op haar appartement, zoals ze haar kamer altijd noemt, is ze graag. Ze kijkt uit op de binnentuin waar een kippenhok staat, konijntjes rondhuppelen en waar de bewoners een wandeling maken. Ze komt soms ogen te kort om alles in de gaten te kunnen houden. Ik heb het gevoel dat de routine die ze daar heeft, goed is voor de chaos in haar hoofd. Om acht uur uit bed, gezellig ontbijten, zich wassen en mooi opkleden. Het leven heeft weer zin gekregen. Is het niet om te keuvelen met de buurvrouw, dan wel om appeltjes te schillen voor het dessert.
Tot op vandaag heeft ze geen enkele traan gelaten, de eerste twee weken niet meegerekend. (lacht) Ik daarentegen had het de laatste maanden wél heel moeilijk. Door corona heb ik mama lange tijd moeten missen. Maar ik laat het niet zien, omdat ik aan alles voel dat ze gelukkig is, wat ik na de dood van papa heel erg gemist heb. Dat ze dement is, beseft ze intussen zelf niet meer. Misschien maar beter zo. Op een zeldzaam helder moment zegt ze me hoe trots ze op me is. Voor mij het bewijs dat ze daar echt op haar plek zit.”
Uit: Libelle 12/2021
Meer openhartige verhalen:
- Mijn verhaal: Rina was nog een tienermeisje toen ze haar baby afstond voor adoptie
- Mijn verhaal: Stefanie maakte van haar stotterprobleem haar sterkte
- Mijn verhaal: Els werd verkracht door een vriend
Volg ons op Facebook, Instagram, Pinterest en schrijf je in op onze nieuwsbrief om op de hoogte te blijven van alle nieuwtjes!