Mijn verhaal: Katrien ging bij haar moeder wonen toen die een dagje ouder werd
Toen Katrien zich langzaam maar zeker eenzaam begon te voelen, trok ze in bij haar moeder, die na een hersenbloeding hulpbehoevend werd.
Katrien (51): “Na mijn echtscheiding, ongeveer tien jaar geleden, heb ik geen relatie van betekenis meer gehad. Maar pas nadat mijn kinderen uit huis zijn gegaan, ben ik me af en toe eenzaam gaan voelen. Mijn dochter ging op kot en kwam nog maar één weekend op twee naar huis; het andere weekend was ze bij haar vader. Mijn zoon ging rond die tijd samenwonen met zijn vriendin. Ik had steeds meer moeite om mijn draai te vinden in dat grote huis in de stad, met al die lege kamers. Niemand om ‘tot straks’ tegen te zeggen als ik ’s morgens naar mijn werk vertrok, niemand die ’s avonds polste hoe mijn dag was geweest. De wasmachine geraakte niet gevuld, de koelkast niet leeg. Ik woonde voor het eerst in mijn leven helemaal alleen. En ook al ben ik altijd een zelfstandige vrouw geweest, ik had het daar moeilijk mee. Moeilijker dan ik had kunnen inschatten, want ik heb een goedgevuld leven en genoeg vriendinnen met wie ik regelmatig een stapje in de wereld zet en die ik bij wijze van spreken dag en nacht kan opbellen.
Diezelfde vriendinnen verklaarden me voor gek toen ik hen vorige zomer vertelde dat ik zou gaan verhuizen. Het was dan ook niet zomaar een verhuizing: ik ben bij mijn moeder ingetrokken. Mama is 76 jaar en net als ik alleen, na de dood van mijn vader. Ze is altijd bijzonder kwiek en vitaal geweest, dus ik was nog lang niet bezig met de vraag hoe dat moest als ze op een dag hulpbehoevend zou worden. Maar dat veranderde bruusk na haar hersenbloeding, vorig jaar in maart. Ze is nooit in levensgevaar geweest, maar ik vond het moeilijk om haar verward en hulpeloos te zien, om niet te begrijpen wat ze wilde zeggen, om haar gêne te zien omdat ze incontinentieluiers moest dragen. Ze begon vol goede moed aan haar revalidatie, maar ze realiseerde zich al snel dat ze nooit meer de oude zou worden. Dat ze moeite zou blijven hebben met lopen, en misschien ook met praten, dat ze nooit meer zou kunnen fietsen, sneller moe zou zijn en wellicht hulp in huis nodig zou hebben.
Een paar dagen na mama’s ontslag uit het ziekenhuis was ik samen met mijn broer bij haar op bezoek om te bekijken hoe die hulp georganiseerd kon worden. Ineens hoorde ik mezelf zeggen: ‘En als ik nu eens hier kwam wonen?’ Het was een ingeving van het moment, maar wel eentje die meteen goed aanvoelde. Mijn moeder en ik hebben altijd een goede band gehad. De hersenbloeding had ook niets veranderd aan haar zachte, invoelende karakter. Twee maanden later had ik mijn huis in de stad verhuurd en was ik bij mama ingetrokken. Mijn vriendinnen begrepen er niks van. Hoe kon ik mijn zelfstandigheid en mijn leven in de stad opzeggen om bij mijn moeder te gaan wonen, in het huis en het dorp van mijn jeugd? Dat boerengat waar niets te beleven viel, waar zelfs geen dorpswinkel of café was, om nog maar te zwijgen van een bioscoop, theater of restaurant? En besefte ik wel goed dat er geen weg terug was, dat mijn moeder steeds meer op me zou gaan leunen?
“Het is fijn om na mijn werk thuis te komen in het huis van mijn jeugd, waar het warm en gezellig is en waar mijn moeder op me wacht”
Natuurlijk waren er momenten dat ik twijfelde. Maar ik heb het gedaan, vanuit een diep vertrouwen dat het allemaal goed zou komen. De tijd heeft me gelijk gegeven. Mijn moeder en ik, we vormen een hecht team en hebben het gezellig samen. We hebben goede afspraken gemaakt, zowel praktische als financiële. Elke ochtend komt een thuisverpleegster langs, twee keer per week iemand van familiehulp. De buren en vriendinnen van mijn moeder springen regelmatig binnen. Het is dus echt niet zo dat ik overal alleen voor sta en dat mijn moeder compleet afhankelijk is van mij. Ik ga overdag werken en blijf soms na mijn werk in de stad hangen om iets te gaan drinken met een collega of te gaan uit eten met een vriendin. Dat ik daarna nog veertig kilometer naar huis moet rijden, neem ik er graag bij. Want ik kom niet langer thuis in een leeg huis, maar in het huis van mijn jeugd waar mijn moeder op me wacht en ik me altijd veilig en gekoesterd heb gevoeld. Als ik soms rond middernacht als een tiener naar boven sluip, heel stil om haar niet wakker te maken, roept ze ineens, net als vroeger: ‘Ik heb je wel gehoord, hoor! Leuke avond gehad?’.
Of ik ooit spijt heb gehad van mijn beslissing om bij mijn moeder in te trekken? Geen seconde. Tijdens de week leven mama en ik grotendeels ons eigen leven, maar we zijn er voor elkaar als dat nodig is. In het weekend doe ik boodschappen en ik werk wat in de tuin. Met toenemend plezier, wat mijn vriendinnen de grap van de eeuw vinden, want ik stond er altijd om bekend dat ik nog geen kamerplant in leven kon houden. Als mijn dochter in het weekend naar huis komt, met vrolijke verhalen over haar liefdes- en studentenleven, is het feest. Dan zitten we uren aan de keukentafel of maken samen een wandeling, en vertellen honderduit over wat ons allemaal bezighoudt. Drie generaties vrouwen, en ik weet niet wie van ons het meeste geniet… Ik mis het in ieder geval niet, mijn vroegere leven. Er is niets weggevallen, er is alleen ontzettend veel in de plaats gekomen.”
Uit: Libelle 51/2019 – Tekst: Carine Stevens
Ook deze lezeressen doen hun verhaal:
- Openhartig: wat als de zorg voor je ouders wel érg zwaar wordt?
- Openhartig: 14 moeders over het loslaten van hun kinderen
- Mijn verhaal: Karine werd als kind verwaarloosd en uit huis geplaatst
Volg ons op Facebook, Instagram, Pinterest en schrijf je in op onze nieuwsbrief om op de hoogte te blijven van alle nieuwtjes!