“Ik zwaaide de voordeur open en werd bruut opzij geduwd. In de gang stond een man met een bivakmuts en een pistool in zijn hand…”
Vorig jaar veranderde het leven van Liselotte toen ze in haar eigen huis oog in oog kwam te staan met een overvaller. Sindsdien neemt de angst nog regelmatig de overhand.
Nooit een bangerik
Liselotte (33): “Ik ben nooit een bangerik geweest. ’s Avonds in mijn eentje ergens naartoe op de fiets? Geen probleem. Enkele nachten alleen thuis, omdat mijn vriend er niet was? Dan sliep ik net zo goed als anders, ik vergat soms zelfs om de achterdeur op slot te doen.
Sinds september vorig jaar ben ik iemand die ik niet wil zijn: een angsthaas
Als kind had ik dat al: ik kon me er niets bij voorstellen als andere kinderen bang waren in het donker, of voor kidnappers. Toen ik nog single was, ging ik elk jaar alleen op reis, met een tent en een rugzak. Roekeloos, vonden nogal wat mensen in mijn omgeving, maar ik vond het zalig.
Ik koos ervoor om vertrouwen te hebben in de mensheid en me niet te laten verlammen door schrik. Maar aan dat vertrouwen kwam in september vorig jaar abrupt een einde. Sindsdien ben ik iemand die ik niet wil zijn: een angsthaas.
Het gebeurde op een vrijdag, kort na de middag. Mijn vriend was naar zijn werk. Roos, ons dochtertje van toen anderhalf jaar, deed boven haar middagdutje. Ik verwachtte een pakje, dus toen er werd aangebeld, ging ik ervan uit dat het een koerier was. Ik zwaaide de voordeur open en werd meteen bruut opzij geduwd. In de gang stond een man met een bivakmuts over zijn hoofd en een pistool in zijn hand. ‘Waar is het geld?’ schreeuwde hij, en daarna nog eens: ‘Geef mij het geld!’
Een paar tellen stond ik als verdoofd, mijn ogen gericht op zijn trillende handen en op het pistool. Ik dacht alleen maar: hij moet stoppen met roepen, want anders wordt Roosje wakker, en wie weet wat er gebeurt als ze begint te huilen. Dus ging ik hem zo kalm mogelijk voor naar de woonkamer, waar mijn handtas lag, en gaf ik hem al het geld uit mijn portemonnee. ‘Nog’, siste hij kwaad toen hij zag dat het amper zeventig of tachtig euro was. Maar we hebben nooit veel cash in huis, dus kon ik hem onmogelijk meer geven.
Daarop keek de overvaller rond, plantte het pistool tegen mijn slaap en duwde me ruw in de richting van het washok. ‘Blijf hier’, gromde hij, waarna hij de deur op slot deed. Bevend zakte ik neer op de tegelvloer. Ik hoorde hoe hij kastdeuren en lades opentrok, hoe er dingen op de grond werden gegooid of omver vielen. Tot mijn schrik hoorde ik hem daarna naar boven stampen. Ik begon te huilen, te bidden, te smeken. Oh, alsjeblieft, doe mijn dochter niets aan!
Ik stuurde snel een bericht naar mijn man: inbreker in huis, bel de politie
Na wat een eeuwigheid leek, hoorde ik hem naar beneden komen. En toen was het stil. Was hij echt weg? Ik haalde mijn gsm uit mijn broekzak, blij en opgelucht dat ik ’m bij me had en dat hij niet op het aanrecht lag. Bellen durfde ik niet; stel je voor dat hij nog in huis was en me kon horen. Ik stuurde snel een bericht naar mijn man: inbreker in huis, bel de politie.
Een kwartier later werd ik bevrijd door twee agenten. Ik stormde naar boven, waar Roos rechtstond in haar bedje en me met grote ogen aankeek. Ze was net wakker geworden en had blijkbaar niets gemerkt van wat zich in huis had afgespeeld. Pas toen ik haar in mijn armen had, kwamen de tranen. Van bevrijding en opluchting, maar ook van woede en verdriet. Ik denk dat ik toen al voelde dat er iets in me geknakt was.
Waarom ons huis?
Tot op de dag van vandaag vraag ik me af waarom de overvaller het op ons had gemunt. We wonen in een gewoon huis, geen chique villa of zo. Er stond geen dure auto op de oprit, we hebben geen waardevolle spullen in huis. Dit heeft hij meegenomen: mijn laptop, een tablet, een horloge van mijn vriend en enkele juweeltjes van mij. Dat is alles. Toen ik aangifte ben gaan doen bij de politie, hoorde ik dat er nog slachtoffers van woningovervallen waren in de wijk, wellicht met dezelfde dader. Maar ze hebben hem nooit kunnen vatten.
Die man heeft ervoor gezorgd dat ik bang ben geworden in mijn eigen huis: de plek waar ik me het allerveiligst zou moeten voelen
Sinds die septemberdag vorig jaar zit de angst er bij mij stevig in. Ik weet: die man zal niet terugkomen nu hij weet dat er bij ons niet veel te rapen valt. En toch. Ik schrik op als ik een raar geluid hoor in huis of voetstappen in de tuin. Ik slaap slecht, heb last van nachtmerries en maak mijn vriend wakker als ik naar het toilet moet of als Roosje huilt.
In het washok kan ik niet meer binnengaan zonder te denken aan die middag. De voordeur open ik nooit meer zomaar. Ik vraag eerst wie er is, door de gesloten deur, en wat die persoon komt doen. Dat is geen onverstandige reflex, maar het doet me beseffen hoe diepgeworteld mijn wantrouwen nu is.
In amper dertig minuten tijd heeft die man ervoor gezorgd dat ik bang ben geworden in mijn eigen huis: de plek waar ik me het allerveiligst zou moeten voelen. Na de overval heb ik enkele gesprekken gehad met een begeleider van slachtofferhulp. Daar heb ik veel aan gehad.
Ik vond er begrip, een luisterend oor en de bevestiging dat wat ik doormaak normaal is en deel uitmaakt van mijn verwerkingsproces. Op een dag zal het slechts een nare herinnering zijn, zeggen ze. Ik hoop het. Maar de lichtheid waarmee ik vroeger in het leven stond, die komt nooit meer terug.”
Meer openhartige verhalen:
Volg ons op Facebook, Instagram, Pinterest en schrijf je in op onze nieuwsbrief om op de hoogte te blijven van alle nieuwtjes!