Mijn verhaal: Martha’s zoon van zeventien is gameverslaafd
Martha (43): “Tom was altijd een hevig mannetje. Hij is mijn middelste zoon van drie kinderen, en ze zeggen weleens van die middelste dat het de ‘speciale gevallen’ zijn. Als kind al was hij onrustig, hij kon moeilijk zijn aandacht erbij houden in de klas. Zijn kleuterjuf suggereerde ADHD, maar dat leek me vreemd. Want als hij naar een film keek, kon hij wél goed focussen. En toen hij later een Gameboy kreeg, was hij daar uren zoet mee. Hij hield duidelijk van spelletjes op de computer, daarna op zijn Playstation. En ik moedigde het aan, want ik dacht dat het hem zou helpen zich meer en beter te concentreren. Nu heb ik daar spijt van, natuurlijk, maar wist ik toen veel dat je verslaafd kon raken aan gamen?
Een jaar of twee geleden begon ik te merken dat er iets veranderde bij Tom. Hij speelde heel vaak op zijn Playstation, games als Grand Theft Auto en oorlogsspelletjes. Daar was hij de hele tijd mee bezig, zelfs wanneer hij níét speelde. Zijn gesprekken gingen alleen nog daarover. Ik zei hem weleens lachend dat ik échte verhalen van hem wilde horen, en niet alleen wat hij beleefde in zijn gamewereld. Maar ik liet hem maar doen, hij was tenminste niet bezig met foute dingen, dacht ik. Tenslotte was hij een puber, en ik hoorde van vriendinnen met kinderen van die leeftijd nogal verontrustende verhalen. Leeftijdsgenoten die stiekem uitgingen, die dronken, joints rookten. Dan had ik toch geluk met onze zoon, vond ik. Het was pas toen een vriendin bij ons kwam logeren en me op een gegeven moment bezorgd aansprak over Tom, dat ik er echt op ging letten.
“We hebben zijn Playstation afgepakt, maar ik heb mijn kind nog niet terug. Hij is boos, omdat het enige waar hij om geeft, weg is”
We hadden hem wel wat zien veranderen, maar het was zo subtiel gebeurd. Ook al leef je elke dag samen, zulke dingen merk je amper. Maar voor die vriendin viel het dus wel op. ‘Hij is zo afwezig, hij is zo kortaf. Zo ken ik hem helemaal niet’. Ik begon Tom meteen wat meer in de gaten te houden, en ze had gelijk: mijn zoon wás veranderd. We zagen hem alleen nog tijdens het eten, ervoor en erna verdween hij naar zijn kamer. Hij was kort van stof, leek nergens nog zin in te hebben.
Een paar weken later kreeg ik telefoon van de schooldirecteur van Tom. Of we konden langskomen over de onrustwekkende toestand van zijn schoolresultaten?
Bleek dat hij vaak spijbelde, dat zijn punten dramatisch slecht waren. Mijn man was razend, ik begreep er niets van. Tom had overal een uitleg voor toen we hem op het matje riepen. Hij had niet echt gespijbeld, hij had zich gewoon een paar keer verslapen, beweerde hij. En zijn punten, dat was maar voor even, hij had gewoon met een paar testen pech gehad. We maakten ons zorgen om niks, zei hij, en vond dat we ons er niet mee moesten bemoeien. Voor mijn man was dat de druppel: hij wilde de Playstation achter slot en grendel.
Mijn zoon leek voor het eerst te reageren. In paniek zei hij dat hij het anders zou aanpakken, hij zou zijn punten ophalen en zich niet meer verslapen. Opeens wilde hij wél praten, zocht hij naar oplossingen. Als we toch maar zijn Playstation niet afpakten. Dat schooljaar was hij gebuisd. We hebben zijn Playstation voor een maand afgepakt, en toch zat hij nog altijd zoveel op zijn kamer. Op een nacht werd ik wakker van geluid, en ging ik naar boven, naar zijn kamer: Tom was aan het gamen… op een stiekem zelf gekochte Playstation. Het was drie uur ’s nachts…
Mijn man en ik hebben alles geprobeerd om het tij te doen keren, maar Tom bleef geobsedeerd gamen. Hij loog en bedroog ons een heel schooljaar lang. Hij heeft zelfs tussentijdse rapporten vervalst, zodat wij dachten dat het beter ging en we hem dus weer ‘Playstationrechten’ gaven. Pas op het einde van het schooljaar is alles uitgekomen en is bij ons de bom gebarsten. Zijn oudere zus en jongere broer vertelden voor het eerst over het lawaai elke nacht – ze slapen alle drie een verdieping hoger. Ze hadden niets verteld omdat Tom altijd al zo kwaad was, en hen afdreigde. Het was alsof de hemel op mijn hoofd viel. Mijn mooie, fijne gezin bleek helemaal niet zo goed te draaien als ik dacht…
Sinds drie maanden is Tom in therapie, al lijkt het voorlopig nog niet veel te helpen. Hij gamet niet momenteel, maar ik zie mijn kind nog altijd niet terug. Hij is prikkelbaar, boos op de hele wereld, maar vooral op mij. ‘Je hebt me het enige afgepakt waar ik om geef’, zegt
hij weleens. Hij zegt zoiets om me te kwetsen, dat weet ik wel. En het lukt hem nog ook, want zijn woorden maken me heel verdrietig. De therapeut heeft goede hoop dat het goedkomt, ik probeer hem te geloven. Ik hoop dat Tom van zijn gameverslaving af raakt en ooit weer gewoon gelukkig kan zijn in de ‘echte’ wereld…”
(tekst: Frauke Joossen)