“Soms knijp ik mezelf in de arm. Heb ik het écht zo ver geschopt met mijn basisdiploma?”
Michelle werkte als zorgkundige in een woonzorgcentrum, maar toen ze de diagnose van de ziekte van Bechterew kreeg, stortte haar wereld in. Ze moest op zoek naar een andere job.
Een kinderdroom
Michelle (35): “Als kind al wist ik dat de zorg iets voor mij was. Ik was altijd bezig met anderen helpen en werd oprecht gelukkig van ‘liefde geven’. Ik studeerde af als zorgkundige en wilde verder studeren voor kleuterjuf. Een hele dag met kleine kindjes spelen en hen van dichtbij zien opgroeien: het was echt mijn droom. Tot ik mijn eerste stage deed als kleuterleidster. Het lawaai! De drukte! De honderden snotneuzen die tegelijkertijd moesten afgeveegd worden. Chapeau voor alle kleuterjuffen die hun job doen, maar ik besefte na die week dat mijn hart ergens anders lag.
Om mezelf wat tijd te kopen, ging ik met mijn diploma zorgkundige aan de slag in het woonzorgcentrum in mijn dorp. Tijdelijk, dacht ik, tot wanneer ik een nieuw doel had gevonden. Maar ik genoot er zo van om mensen gelukkig te maken, dat ik er ben gebleven. Bewoners ’s ochtends wekken met de vraag of ik hen eens mooi mocht maken, nageltjes lakken, een mooie blouse uitkiezen… Iedereen voelde dat ik hen als mens en niet als nummer behandelde.
Empathie was mijn kracht. Ik leefde me in de situatie van elke bewoner in
Al had ik maar tien minuten voor hen, ik voelde zo’n dankbaarheid, elke dag opnieuw. Empathie was mijn grootste kracht: ik leefde me altijd in de situatie van de bewoner in. Soms hadden ze heimwee naar hun thuis, soms voelden ze zich verloren of alleen. Ik begreep dat: vaak was het niet hun keuze om naar een woonzorgcentrum te komen.
Maar het was mijn taak om hen zo welkom mogelijk te doen voelen. En als het hielp door hen ’s avonds voor tv een kommetje chips te geven, dan deed ik dat heel graag. De bewoners waren dankbaar, net als hun kinderen en kleinkinderen. En ook in mijn omgeving kreeg ik veel erkenning: iederéén heeft ouders en droomt ervan dat die op latere leeftijd goed verzorgd worden.
Zeven mooie jaren genoot ik elke dag van mijn job. Tot ik rugpijn kreeg, die steeds erger werd. Ik verloor de kracht in mijn armen en kon mensen niet meer uit hun bed tot in de rolstoel helpen. Het ging van kwaad naar erger en de zoektocht naar wat mis met me was, begon. Na een hele resem onderzoeken kreeg ik de diagnose van de ziekte van Bechterew. Een ontstekingsziekte die voor reuma zorgt.
Mijn wereld stortte in: ik mocht mijn droomjob niet meer uitoefenen
Het verdict viel zwaar: ik mocht niet meer werken als zorgkundige, want het was zowel voor mij als voor de bewoners te riskant. Mijn wereld stortte in. Ik had mijn droomjob gevonden, en mocht die plots niet meer uitoefenen. Ook de bewoners vonden het vreselijk. Maar ik wilde niet bij de pakken blijven zitten, ik was pas 24. Ik moest en zou een job in de ouderenzorg hebben en vond er een als animator, in hartje Brussel. Ik zou geen fysiek werk meer moeten doen, en kon toch nog met oudere mensen werken.
Een hele andere richting uit
Ik moest plots wel drie uur per dag pendelen, want ik woon in Limburg, maar het was het me waard. Op speciale dagen had ik koffiekoeken mee, en dan lachten de bewoners met mijn ‘koffiekoeken uit het buitenland’. In die tijd schoolde ik me ook bij. Als ik geen fysiek werk meer mocht doen, zou ik misschien wel iets kunnen betekenen als leidinggevende?
Ik leerde met cijfers werken, administratie doen, de juridische kant van het woonzorgcentrum, en dat terwijl ik overdag bleef werken als animator. Na drie jaar zwoegen was er een vacature in Limburg om woonassistente te worden. Een kans om terug naar Limburg te komen én om een job te doen waar ik kon doorgroeien: ik greep ze met beide handen.
Vanaf dan groeide ik gestaag door. Ik werd het hoofd van de financiële dienst en niet veel later werd ik gevraagd om adjunct- directeur te worden. Ik kon mijn oren niet geloven. Ik? Adjunct-directeur, op mijn 34ste? Tien keer heb ik gevraagd of ze wel zeker waren. (lacht) Toen ik het aan mijn ouders vertelde, barstten ze in huilen uit. Ze wisten dat ik mijn privéleven op pauze had gezet, ze wisten hoe gepassioneerd ik was.
Eens zorgkundige, altijd zorgkundige. Elke middag zit ik in de kantine”
Tijd en aandacht voor iedereen
Vandaag ben ik adjunct-directeur van een woonzorgcentrum met tachtig bedden en twintig assistentiewoningen. Ik ben verantwoordelijk voor de goede werking, de cijfers en de administratie, maar ook de bewoners blijven in mijn hart zitten. Eéns zorgkundige, altijd zorgkundige. Ik breng elke lunchpauze in de kantine door en ken alle bewoners bij naam. Hoe druk het ook is, ik zal altijd tijd maken voor het babbeltje over de kersverse achterkleinkinderen, die nieuwe bril of dat mooie kapsel.
Ik breng dan wel geen koffiekoeken meer mee, maar ik blijf de mensen verwennen. Met tijd en aandacht, het belangrijkste cadeau dat je kunt geven in een woonzorgcentrum. En soms knijp ik mezelf eens in de arm. Sta ik hier écht, met mijn basisdiploma zorg? Ik ben het levende voorbeeld dat je met hard werken en wat doorzettingsvermogen je dromen kunt waarmaken.”
Meer openhartige verhalen:
Volg ons op Facebook, Instagram, Pinterest en schrijf je in op onze nieuwsbrief om op de hoogte te blijven van alle nieuwtjes!