Mijn verhaal: Sofie was een van de twaalf juryleden in een assisenproces
Sofie (33): “‘De procureur des Konings draagt u op uw plicht van gezworene persoonlijk te vervullen.’ Pas nadat ik voor de derde keer de brief las, besefte ik dat ik werd opgeroepen als kandidaat-jurylid voor een assisenzaak. Een man moest terechtstaan voor doodslag en opzettelijke slagen en verwondingen aan een peuter van nog geen drie jaar oud. Zijn eigen stiefdochter. Stiekem hoopte ik héél hard dat ik bij de laatste twaalf juryleden ging eindigen. Om eens de andere kant van zo’n verhaal te horen, en om de hele historie achter zo’n proces te zien. Maar ik was wel realistisch: als kleuterleidster in het bijzonder onderwijs maakte ik weinig kans. Iedereen zei het. Het slachtoffer was een peuter, even oud als de kinderen die ik dagelijks in mijn klas had. Dat maakte me kwetsbaar.
Op een dinsdagmiddag stapte ik het hof van assisen binnen. De spanning was om te snijden. Toen de voorzitter de beschuldigde liet binnenkomen, stokte mijn adem even. Pas toen besefte ik: het is geen spel. En dan begon de loting. Nog steeds was ik ervan overtuigd dat ik al snel terug mocht beschikken. Een honderdtal mensen hadden dezelfde brief als ik gekregen, wat was de kans? Maar dan hoorde ik toch mijn naam. Met knikkende knieën nam ik plaats op de jurystoel. Er was geen weg meer terug. Nu was het voor écht.
Een tweetal weken later ging het proces van start. Ik heb bewust niets over de zaak opgezocht. Geen krantenartikel, geen nieuwsbericht. Ik wilde met een open geest alles op me af laten komen. Zonder vooroordelen. De man had dan wel iets gruwelijks gedaan – hij had de feiten bekend – maar hij verdiende wel een kans op een eerlijk proces.
Vijf dagen lang werden we overstelpt met een berg aan informatie. Politieagenten, hulpverleners, ex-vriendinnen van de beschuldigde, psychiaters, ze deden allemaal hun verhaal. In het begin durfde ik de dader niet aan te kijken. Maar doorheen het proces kreeg ik het gevoel dat ik hem op die korte tijd echt leerde kennen. Niet persoonlijk, maar ik kreeg dingen te horen die zijn daden kaderden. Zijn traumatische jeugd, bijvoorbeeld. Door mijn job als kleuterleidster wist ik wat kindermishandeling met een kind kan doen, en dat was best confronterend.
Dat maakte dat ik op sommige momenten zelfs medelijden kreeg met de beschuldigde, en niet anders kon dan naar hem te kijken. Eén keer hebben we een blik gewisseld, en dat was best intens. Vooral omdat ik geen woede voelde tegenover hem, maar compassie. Natuurlijk moest hij gestraft worden voor wat hij had gedaan, maar een getraumatiseerde man help je toch niet door hem jarenlang in een kleine cel op te sluiten? Psychologische begeleiding, dat had hij nodig.
De laatste dag van het proces kregen de nabestaanden van het slachtoffer het woord. Misschien was dat wel het moeilijkste van allemaal. De mama van het peutertje was kapot van verdriet. Nooit zou ze haar dochtertje nog een knuffel kunnen geven, haar horen lachen, haar meenemen naar de dierentuin. En dan de vader… Al vanaf het moment dat de dader in het leven van z’n dochter kwam, vreesde hij het ergste. De woede die hij had, het gevoel van onmacht. Vreselijk. Op die momenten besefte ik maar al te goed dat we hen moesten helpen met hun verdriet, door de juiste beslissing te nemen.
“Het was mede door mij dat de beschuldigde vijfentwintig jaar naar de gevangenis moest. Daar voelde ik me ergens wel schuldig over”
Over de schuldvraag bestond geen twijfel: de beschuldigde was schuldig. Daar moesten we als jury gelukkig niet meer over oordelen. Wel moesten we beslissen of het ging om moord of doodslag. De burgerlijke partij pleitte voor moord, maar de traumatische jeugd van de dader zagen we als verzachtende omstandigheid en daarom kozen we voor het tweede. Nadien werd de strafmaat bepaald. Sommigen wilden de maximumstraf, anderen er iets tussenin. Tot in de late uurtjes hebben we gediscussieerd, maar uiteindelijk zijn we er samen uitgeraakt. De straf was naar mijn mening correct, maar toen de rechter het effectief uitsprak, was het lastig. Enerzijds voelde ik me schuldig. Hij zat recht tegenover mij en ik kon alleen maar denken: het is mede door mij dat jij nu vijfentwintig jaar naar de gevangenis moet. Tegelijk hoorde ik een ex-vriendin een kreet van blijdschap slaan, en de familie van het slachtoffer zuchten van opluchting. En dan wist ik wel dat het de enige juiste beslissing was.
Die assisenzaak was ongetwijfeld een van de boeiendste momenten uit mijn leven. Ik heb er zelf heel wat uit geleerd. Uit het proces bleek bijvoorbeeld dat belangrijke informatie over het peutertje niet werd doorgegeven door de school. Blauwe plekken die opgemerkt werden, of eigenaardige wondjes in het gezicht. Als juf heb je een verpletterende verantwoordelijkheid, en die neem ik nu nog serieuzer. Als ik iets zie bij een van mijn kindjes, schrijf ik het op. Zelfs al blijkt het niets te zijn. Maar dan staat het tenminste wel genoteerd, voor het geval dat. Of ik achteraf ooit nog getwijfeld heb over de straf? Dat niet. Al moet ik zeggen dat, als ik langs de gevangenis passeer waar hij opgesloten zit, ik wel aan hem denk. Zo’n zaak van dichtbij meemaken, dat vergeet je nooit.”
Uit: Libelle 5/2020
Meer openhartige verhalen:
- Mijn verhaal: Carla verloor haar dochter van twaalf door spoorlopen
- Mijn verhaal: Stijn werd aangereden door een dronken chauffeur en belandde in een diepe coma
- Mijn verhaal: Hilde vergaf de doodrijder van haar mama
Volg ons op Facebook, Instagram, Pinterest en schrijf je in op onze nieuwsbrief om op de hoogte te blijven van alle nieuwtjes!