rudi vranckx moeder
© Ann de Wulf

Openhartig gesprek met Marie Verbeeck, mama van Rudi Vranckx

“Ik wacht tot Rudi belt. Eén keer belde ik zelf, toen hij in Syrië was. Hij lag daar al uren te schuilen in het hoge gras en toen ging zijn telefoon…”

Als je alles wilt weten over een BV dan moet je zijn moeder interviewen. Journalist Rudi Vranckx blijkt onhandig, een tikje gesloten en zorgzaam voor zijn 88-jarige moeder. “Ik kan me geen betere zoon wensen.”

In gesprek met Marie Verbeeck

Wie is Marie Verbeeck?

• Geboren op 8 augustus 1936.
• Werkte eerst zeven jaar bij Philips, en daarna tot aan haar pensioen als verkoopster bij Inno.
• Was 63 jaar getrouwd, haar man stierf in 2021.
• Mama van Rudi Vranckx (65), oorlogsjournalist bij de VRT.

“Mijn moeder ziet een interview zeker zitten, maar ze heeft een nogal drukke agenda in de serviceflat”, laat Rudi Vranckx me weten wanneer we een datum proberen te prikken voor ons gesprek. Het lukt uiteindelijk op een maandagnamiddag eind december.

Marie (88) heeft net een voorleessessie achter de rug, straks staat er nog een (zeer bescheiden) kerstdrink op het programma. Ze komt graag onder de mensen, zegt ze, en zeker vóór corona slaagde ze erin om makkelijk contact te leggen met de medebewoners. Een overblijfsel van haar jarenlange carrière als hoofdverkoopster op de kinderafdeling bij warenhuis Inno.

Eveneens getuige van datzelfde hoofdstuk is de flair waarmee ze – weliswaar met rollator – door het leven wandelt. Al wuift ze dat compliment meteen weg: “Zie mij hier zitten, de kapster is niet langs geweest! Maar mijn collier, oorbellen en ring draag ik altijd, anders ben ik niet gekleed. En ik lees Libelle voor de modetips”, lacht ze. “Vroeger ook voor de recepten, maar sinds ik hier zit, kook ik niet meer zoveel.”

Hoelang woon je hier intussen, Marie?

Marie Verbeeck: “Vier jaar. We moeten onze plan trekken, maar onze Rudi heeft alle praktische hulp geregeld. Hij zorgt goed voor mij, ik kan mij geen betere zoon voorstellen, echt niet. Als hij in het land is, komt hij heel dikwijls langs. En hij heeft dát (wijst naar een grote iPad die geïnstalleerd staat in de keuken) gekocht voor wanneer hij in het buitenland zit. Speciaal voor oudere mensen, zo kan ik hem altijd bellen en zien.

Het is te zeggen: ik laat hém altijd bellen. Eén keer heb ik zelf gebeld, toen hij in Syrië was. Ze lagen daar al uren te schuilen in het hoge gras en toen ging zijn telefoon, ik was het! Dat wil ik niet meer. Nu zegt hij: ‘Ik zal jou wel bellen, dat is goedkoper.’” (lacht)

Toen ik aan mijn collega’s vertelde dat ik je kwam interviewen, zeiden ze allemaal: “Het moet vreselijk zijn om je zoon altijd naar oorlogsgebied te zien vertrekken.”

“Ik probeer mezelf te troosten door te denken: wat moeten die ouders van die soldaten niet doorstaan? Dat is nog veel erger. Maar je blijft voor altijd een moeder hé. En zij zijn ginder de hele tijd bezig, maar ik zit hier te wachten. Ik geloof niet dat Rudi dat beseft. Ik heb me erbij neergelegd dat hij telkens weer vertrekt. Maar tegen dat hij terugkomt, word ik nog banger: als hem nu maar niks meer overkomt, denk ik dan. Ik ben pas gerust als hij op het vliegtuig naar huis zit.”

Herinner je je nog de eerste keer dat je dacht: nu ben ik ’m kwijt?

“Ja, nog heel goed. Dat was in Roemenië, gsm’s bestonden nog niet. Ik had van de VRT telefoon gekregen dat ze hem niet meer konden bereiken. En toen hoorde ik op tv dat er een Vlaamse journalist was omgekomen maar dat ze zijn naam niet wilden prijsgeven. Toen ben ik door mijn benen gegaan. (stil)

Nadien bleek het over Danny Huwé te gaan (de Belgische oorlogsjournalist die om het leven kwam in Roemenië in 1989, nvdr.) Rudi vertelde dat er geschoten werd op alles wat bewoog, onderweg hebben ze uren in de gracht gelegen. Zijn camera- en klankman waren uit schrik teruggekeerd naar huis. Maar hij wilde dat doen. En nog altijd.”

Vertelt hij vaak over zijn job en wat hij daar meemaakt?

“Nee, dat niet. ‘Mama, je moet niet bang zijn’, zegt hij altijd. Ze zijn met z’n drieën en overleggen altijd heel goed. Als één van hen twijfelt, doen ze het niet. Dat stelt me toch een beetje gerust.”

Wat wilde Rudi eigenlijk als kind worden?

“Oh… (denkt na) Hij wilde… wacht eens… piloot worden! Ja, hij wilde vliegen. En varen, want hij heeft nog les gevolgd. Rudi was een heel normaal, braaf kind dat altijd met zijn legoblokjes speelde. Maar vragen dat hij stelde! Hij kon eerder praten dan lopen. (lacht) En hij was heel onhandig.

In het tweede leerjaar moesten ze eens de omtrek van de klas meten. Hij moest dat meer dan één keer doen, hij kon het niet. De meester sprak me nadien aan: ‘Zeg, zou jij Rudi niet eens mee een tafel in elkaar laten zetten?’ ‘Meneer, ga jij elke week voor mij nieuwe tassen kopen’, vroeg ik. (schaterlacht) Maar hij was een doorbijter. Rudi had altijd goeie punten, hij was de eerste in de familie die naar de universiteit kon.”

Als kind beseften wij niet wat oorlog was. ‘Kijk mama, lichtgevende ballonnen!’ riep ik. Mijn moeder bibberde, deed de gordijnen dicht en stak een kaars aan

Jij komt uit een heel andere generatie. Heb jij de kans gehad om te studeren?

“Tot mijn zestiende, daarna begon ik te werken bij Philips op het bureau. Maar ik zag de loonfiches van de arbeiders: die verdienden veel meer! Toen ben ik aan den band gaan staan, aan de radio’s. Ik heb er veel zien passeren. (lacht) Ik heb daar zeven jaar gewerkt, tot Rudi is geboren. Toen hij naar de kleuterschool ging, ben ik halftijds als verkoopster in de Inno gaan werken. Eerst in Brussel, later hier in Leuven.

Ik had graag nog een tweede kind gehad, maar dat mocht niet van de dokters. Het zou geen gezond kind zijn, zeiden ze, onze bloedgroepen kwamen niet overeen. Nu kunnen ze dat allemaal opsporen en genezen, in die tijd ging dat niet. Ze zeggen altijd dat elk kind schoon is bij de geboorte, maar onze Rudi… (lacht) Hij had een donker velletje en een zwarte krul op zijn kop. Hij is half december geboren, in het ziekenhuis wilden ze hem in de kerstkribbe leggen. Maar dat wilde ik niet, ik ben vertrokken zenne!” (schaterlacht)

We hebben het nog niet over je man gehad, Rudi’s vader. Hoe heb je hem leren kennen?

“Onze moeders kenden elkaar, ik heb hem voor het eerst gezien op de markt in Leuven. Ik dacht niet direct: dat is ’m! Maar in den omgang leerden we elkaar beter kennen. En hij was een volhouder. Waar ik was, daar stond hij ook.” (lacht)

Jullie zijn 63 jaar getrouwd geweest, in 2021 is hij gestorven.

“Een paar jaar geleden heeft hij een herseninfarct gehad. Na een periode in het ziekenhuis kwam hij weer thuis, maar ik herkende mijn man niet meer. Er was iets in zijne kop geslagen. Hij zag overal complotten, was altijd kwaad op mij. Het zijn diegenen die er het dichtst bij staan die het het zwaarst te verduren krijgen, dat weet ik wel. Maar ik kon werkelijk niks goed meer doen. Waarom blijf je dan nog samen? (stil)

Ik heb hem nog twee jaar verzorgd, tot ik een zenuwinzinking kreeg. Rudi zei: ‘Dit gaat niet meer, je gaat eraan kapot’. Ze hebben me twee maanden opgenomen in de psychiatrie, daarna ben ik niet meer naar huis gegaan. Ik heb een schuldgevoel tot en met gehad dat ik hem niet meer kon verzorgen, maar iedereen – de huisarts, de dokters in de psychiatrie – zei me: dit kun je niet volhouden. Hij is in september 2021 gestorven.”

Wat erg dat een leven lang samen zo moet eindigen.

“Ja, ik vind het verschrikkelijk, nog altijd. Weet je dat zijn telefoonnummer nog altijd in mijn gsm staat? Ik kan het niet wegdoen. Gelukkig hebben we ook mooie jaren gekend. We hadden een caravan en gingen vaak op weekend samen. Ik werkte op zaterdag en daarna vertrokken we nog, altijd naar onze vaste vrienden. Tegen dat we daar aankwamen in ’t laat, stond mijn koffie klaar.”

Jij bent geboren in 1936 en hebt de oorlog meegemaakt. Wat herinner jij je nog van die tijd?

“In het begin besefte ik dat niet. Ik weet nog goed dat ik ’s nachts uit bed kwam en door het raam naar buiten keek. ‘Kijk mama, allemaal lichtgevende ballonnen!’ Mijn moeder bibberde, deed de gordijnen dicht en stak een kaars aan. (glimlacht) Dat zijn beelden die ik nooit vergeet.

Wij waren met drie kinderen. Mijn broerke is gestorven toen de brug van Wijgmaal is gebombardeerd, wij woonden daar vlakbij. Hij was tien maanden, mijn moeder vond hem dood in zijn bedje. Hij is gestorven van de zucht van de bommen. Ik heb hem niet gekend, ik herinner me alleen nog maar dat lege bedje met de sprei met bloemetjes erop.”

Ik heb me erbij neergelegd dat Rudi telkens weer vertrekt, maar ik ben pas gerust als hij weer op het vliegtuig naar huis zit. Je blijft een moeder, hè?

Rudi werkt al heel zijn carrière in oorlogsgebied. ‘Mensen proberen gewoon verder te leven,’ zei hij, ‘je kunt kinderen niet jaren in een schuilkelder stoppen.’

(Knikt) “Mijn moeder was op de vlucht gegaan, maar halfweg Brussel is ze teruggekeerd. ‘Ik kan daar net zo goed sterven als hier’, zei ze. We zijn wel een paar keer onder tafel moeten gaan zitten, maar we beseften dat niet natuurlijk.”

Rudi heeft zelf geen kinderen, dus jij hebt geen kleinkinderen.

“Dat vind ik spijtig, ja, dat ik dat moet missen. Hij praat daar niet over, op dat vlak is hij heel gesloten. Maar zijn werk gaat voor, denk ik. En als hij erin blijft, hebben die kinderen ook niks meer hé. Hij is er 65, het zal er niet meer van komen.”

Rudi heeft al jaren een huis in Italië. Vind je het jammer dat je er niet meer naartoe kunt?

“O ja. Vroeger nam hij ons elk jaar een week mee. Nadat mijn man ziek was geworden, ging ik alleen met Rudi. (wijst naar een schilderij in haar living) Dat was het uitzicht, tegenover dat kapelletje gingen wij samen onze cappuccino drinken. Omdat ik er nu niet meer naartoe kan, heeft hij dat schilderijtje meegebracht. Zo kan ik toch nog een beetje mee van het uitzicht genieten.”

Tekst: Annelies Dyck • Foto’s: Ann de Wulf

Meer openhartige gesprekken:

Volg ons op FacebookInstagramPinterest en schrijf je in op onze nieuwsbrief om op de hoogte te blijven van alle nieuwtjes!

Partner Content

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."