Openhartig: nadat hun grote liefde overleed, kozen zij voor een leven alleen
Ook al moeten ze hun man of vrouw al tientallen jaren missen, voor Rita, Fernande, Carlos en Roland blijft hun overleden partner the one and only.
Fernande is 25 jaar weduwe. Haar overleden man René is onvervangbaar.
“Er is geen andere man die Renés zetel mag innemen”
Fernande (91): “Mijn man was rustig en toch een sfeermaker, hij was knap en intelligent, hij had gevoel voor humor, en veel liefde voor mij. Hij was een man die me diep gelukkig maakte, ik kwam nooit iets te kort. We trouwden, bouwden samen een huis, kregen twee dochters en maakten ontelbare mooie herinneringen. We hadden een mooi en gelukkig leven samen, maar te kort. Ik verloor hem op zijn 65ste, te vroeg en te plots. Op zondag zwaaiden we de kinderen en kleinkinderen uit na een fijne namiddag samen, en mijmerde hij nog: ‘Kijk Fernande, wij leven voort in hen.’ Twee dagen later zat hij levenloos naast me in de zetel, gestorven aan een hartaderbreuk.
Ik mis hem sindsdien elke dag, en als ik over hem praat is er nog steeds die krop in de keel. Vaak droom ik nog over hem. Dan zie ik hem in zijn jeugdige versie, als de jonge man op wie ik verliefd werd. Bij het wakker worden besef ik weer dat hij er niet meer is. Ik heb intens verdriet gehad om het verlies van René, maar de warmte en geborgenheid die hij me gaf, krijg ik nu terug van onze kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen. Ze zorgen voor de mooiste troost en de beste afleiding. En als het huis leeg is, dan praat ik tegen zijn foto, of als ik met iets worstel dan vraag ik hem: hoe zou jij dat gedaan hebben? Naar een nieuwe partner verlang ik niet. Er is geen andere man die Renés zetel mag innemen. Ik had het geluk een unieke man te hebben gehad, een perfecte match. En dan overheerst dankbaarheid boven verdriet.”
Carlos verloor zijn vrouw Bertha 23 jaar geleden. Zij bleef zijn eerste en enige liefde.
“Op onze huwelijksdag heb ik Bertha trouw gezworen, en daar wijk ik niet van af”
Carlos (89): “Ik leerde Bertha – ik noemde haar liefkozend Bert – kennen na school. We waren nog tieners, en ik vond haar leuk en zij mij. Ik was wees – mijn ouders waren overleden – maar Bert en haar moeder zorgden voor me en ik voelde me geborgen. Die eerste verliefde jaren waren mooi, en we beleefden romantische momenten in de oude cinema’s in het centrum van de stad. Toen ik voor langere tijd in legerdienst moest naar Afrika, schreven we brieven naar elkaar, en terug in België besloten we te trouwen. Ik vond een job, en dat was de start van ons echte leven samen. We hielpen elkaar onvoorwaardelijk. Een emmer water vulden we samen en droegen we met twee. En zo was dat met veel in ons huwelijk. We droomden van kinderen, en die eerste zoon kwam er snel – Philippe, een groot geluk.
Maar het leven spaarde ons niet: toen onze zoon zeven was stierf hij, een week voor zijn eerste communie, aan een hersenontsteking. Het wierp een donkere schaduw over ons jonge gezin, en ik moest lijdzaam toezien hoe mijn vrouw gebukt ging onder dit verdriet. We hebben dit elk op onze manier verwerkt: ik vond afleiding in mijn werk, mijn vrouw stortte zich op de zorg van onze andere vier kinderen. Het maakt me trots op hen, en op Bert. Mijn Bert was anders dan ik: zij was schuchter, gereserveerd, ik sociaal. Maar ze gaf me genoeg ruimte, vrijheid, en zo werkte het voor ons. Ze stierf uiteindelijk aan osteoporose.
Vandaag mis ik haar al meer dan twintig jaar. Ik kreeg nog aandacht van andere vrouwen, maar daar ging ik niet op in. Op onze huwelijksdag heb ik Bertha trouw gezworen, en daar wijk ik niet van. Ik ben een man van principes. In mijn hart is enkel plaats voor haar. Af en toe praat ik tegen mijn vrouw, vaak ’s avonds in bed. Het troost me, het lucht me op. En het geeft me het gevoel dat ze op één of andere manier nog steeds een beetje bij me is.”
Rita’s man stierf twintig jaar geleden. Ze mist hem nog elke dag.
“Ik geloof niet in meerdere dekseltjes. Voor mij was Fons de eerste en de enige”
Rita (65): “Fons en ik, wij waren zo’n koppel dat danste in de keuken, dat elkaar moest aanraken, trots en verliefd blééf op elkaar. Ik viel op zijn looks – ook al was hij kalend, zijn mannelijke stem, zijn talent om feestjes op gang te trekken… Ik was zijn ‘vrouwke’, zijn ‘schat’, zijn ‘mie’. En hij was mijn ‘bie’.
We waren gulzig, alsof we beseften dat ons leven samen te kort zou zijn. Fons kreeg kanker, en ik verloor hem een jaar later. We waren 45. Ik weet nog dat ik die eerste weken zijn laatst gedragen pyjama, ongewassen, iedere avond mee naar bed nam. Ik eet sinds Fons’ dood geen pistolets meer, omdat ze typisch waren voor onze zondagochtenden, en sinds de kinderen het huis uit zijn eet ik vaak rechtstaand – die lege plaats aan tafel is te confronterend. Het gemis is groot en betert niet. Het wordt erger, zeker nu ik met pensioen ben.
Fons is in mijn gedachten, altijd. Elke dag, elke minuut, elke seconde. In mijn dromen is hij dichtbij, levensecht zelfs. Ik voel zijn arm om me heen, en dat voelt warm en goed. Dan wakker worden is verdrietig zijn en tegen zijn foto zeggen dat het vandaag echt niet gaat. Het zijn de knuffels, de schouder om op te leunen die ik mis, en eens tegen elkaar kunnen klagen over die eerste ouderdomskwaaltjes. Hij heeft ook onze dochter niet zien trouwen en nooit geweten dat onze zoon homo is. En tegen kleindochter Maja vertel ik honderduit over opa Fons. Fons missen doet me fysiek pijn op borsthoogte – da’s waar je hart zit, hè. Het is raar om vast te stellen en toe te geven, maar ik blijf in mijn verdriet vastzitten omdat ik bang ben van de verwerking. Bang dat ik dan afstand van hem neem, en dat voelt als verraad. Nee, ik geloof niet in meerdere dekseltjes. Voor mij was Fons de eerste en de enige. Ik heb hem ongelooflijk graag gezien, en hij mij, en daarmee moet ik verder.”
Roland verloor zijn vrouw Marie-Louise toen hij dertig was.
“In het begin ging ik nog weleens uit, maar ik vond een nieuwe relatie moeilijk. Dus bleef ik alleen”
Roland (77): “Marie-Louise diende op in het café waar ik vaak kwam. Het waren de jaren vijftig en ik was op slag verliefd. We woonden altijd al in elkaars straat, maar daar in de kroeg aan de toog, tussen pot en pint, voerden we gezellige babbels en was er ineens die klik.
Ik moet een jaar of achttien geweest zijn. We huwden, gingen samenwonen bij haar moeder en kregen een zoon. Het leek allemaal erg veelbelovend, tot Marie-Louise ziek werd. Borstkanker, een ziekte die vandaag heel goed kan behandeld worden, maar toen was het een doodsvonnis. Ze was 29 toen ze stierf. Ik bleef met een zoon van vier achter, moest voor een inkomen zorgen… Gelukkig hielp mijn schoonmoeder me bij de zorg voor onze jongen. Ik ging nog wel eens uit, maar als jonge weduwnaar – tussen verdriet en leegte – vond ik een nieuwe relatie aangaan moeilijk.
We zijn ondertussen meer dan dertig jaar later en ik ben alleen gebleven. De pijn is minder scherp. Af en toe praat ik nog eens met Marie-Louise in gedachten of tegen haar foto, maar niet vaak. Ik ben niet zo’n babbelaar. Behalve Marie-Louise mis ik sinds enkele jaren ook mijn zoon. Het contact is om een of andere reden verwaterd. Er is weinig hoop dat ik hem nog terugzie. Maar dan zeg ik tegen mezelf: Roland, leg je neer bij de moeilijke bochten die het leven neemt. Het is voor mij de enige manier om met gemis om te gaan.”
Uit: Libelle 48/2019 – Tekst: Els De Ridder
Meer openhartige verhalen:
- Hoe de dood van je ouders je leven verandert: 4 lezeressen openhartig
- Openhartig: 8 lezeressen vertellen wat hen een ’thuisgevoel’ geeft
- Openhartig: 14 moeders over het loslaten van hun kinderen
Volg ons op Facebook, Instagram, Pinterest en schrijf je in op onze nieuwsbrief om op de hoogte te blijven van de beste groentips en wooninspiratie!