Rouwen in tijden van corona: 6 emotionele getuigenissen
Niet de hand kunnen vasthouden van je opa die stervende is. Niet kunnen uithuilen in de armen van je zus… Hoe rouw je in tijden van corona? Zes emotionele verhalen over onmacht en verdriet.
Rouwen in tijden van corona
Sheila wist niet dat dat ene telefoontje met haar dochter Isaura (30) het laatste zou zijn
Sheila (61): “Isaura (30) was mijn enig kind, mijn alles. Ze was echt zo’n dochter op wie je als ouder trots kon zijn. Ze had een sterk karakter en een hekel aan onrechtvaardigheid, maar ze was ook heel gevoelig en zorgzaam. Als ik haar een bakje verse aardbeien ging brengen, deelde ze die liever uit dan ze voor zichzelf te houden. ‘Isaura, soms ben je veel te goed voor de mensen’, zei ik dan lachend. Ik denk ook graag dat mijn liefde voor haar wederzijds was. Na haar dood is een van haar vriendinnen me nog komen vertellen: ‘Isaura zei altijd ‘Mijn mama is er eentje uit de duizend, ze kent me beter dan ikzelf’.’ Aan die woorden denk ik nog vaak terug…
“Ik maakte me weinig zorgen, ze was gewoon ziekjes. Een paar dagen later was ze dood. Het virus was pijlsnel naar haar hart gegaan”
Ook haar job deed onze dochter met hart en ziel. Isaura werkte in een woonzorgcentrum. Heeft ze daar, op haar werk, die vreselijke corona opgelopen? Dat zullen we nooit zeker weten… Het enige wat ik weet, is dat het allemaal héél snel is gegaan. Op zondag was Isaura nog bij ons thuis geweest, om een pak wc-papier te brengen. Dat vond je toen al nergens meer in de winkels. We hielden toen al bewust afstand vanwege de coronaregels, maar Isaura gedroeg zich heel opgewekt. Het weekend daarop zou ze bij ons komen logeren, omdat haar vriend voor het werk weg moest. Maar twee dagen later belde ze al dat ze niet wist of ze wel zou komen want ze voelde zich wat ziekjes. ‘Ga dan maar gauw naar de dokter’, zei ik. Die dokter heeft haar onderzocht en een coronatest uitgevoerd, maar op het resultaat moesten we zeker nog twee dagen wachten. In die 48 uur is Isaura blijkbaar vliegensvlug achteruitgegaan… Woensdag kreeg ik nog een telefoontje: ‘Mama, zou je wat eten kunnen komen brengen? Ik voel me te futloos om zelf te koken.’ Ik ben dan een paar verse maaltijden gaan afzetten voor haar deur, met flink wat fruit en groenten erbij. De volgende dag belde ze om me te bedanken: ‘Ik heb wel niet veel gegeten, mijn eetlust is momenteel niet je dat. Maar ik ga nu even rusten en dan gaat het vast beter.’ Ik heb haar nog op het hart gedrukt dat ze me altijd mocht bellen als ze iets nodig had, daarna heb ik de telefoon neergelegd…
Als in een slechte film
Nog geen half uur later kreeg ik een paniekerig bericht van haar vriend, dat hij Isaura thuis bewusteloos had aangetroffen en dat hij een ambulance had gebeld. Mijn man en ik zijn meteen in de auto gesprongen. Bij aankomst kon ik nog juist zien hoe de ambulanciers mijn dochter probeerden te reanimeren. Op dat moment wist ik niet wat me overkwam: het voelde alsof ik in een film terechtkwam. Toen de ambulanciers haar op de brancard legden, heb ik nog gestameld: ‘Ze is toch niet dood?’ Een van de hulpverleners zei dat ik Isaura nog even mocht aanraken. Ze voelde nog warm aan en zag er heel vredig uit, alsof ze elk moment weer kon wakker worden. Maar diep vanbinnen wist ik wel beter. Volgens mij was Isaura op dat moment al vertrokken: haar lichaam was er nog, maar haar ziel was al weg… Ik stond aan de grond genageld. Verdoofd, totaal weg van de wereld. De dagen daarvoor had ik me niet al te veel zorgen gemaakt. Als Isaura vroeger een griepje had, was ze daar altijd meteen weer vanaf. Ze was zo’n sterke meid. Maar nu was dat coronavirus blijkbaar pijlsnel naar haar hart gegaan.
“Toen de ambulanciers haar op de brancard legden, heb ik nog gestameld: ‘Ze is toch niet dood?’”
Stoep vol bloemen
De dagen na haar dood waren onwezenlijk. Ik heb ze in een soort waas beleefd, op automatische piloot. De kist uitkiezen, de begrafenis, de rit daarna terug naar huis… Ik herinner me er nauwelijks iets van. Misschien maar goed ook, want de begrafenis moest in heel kleine kring gebeuren, zonder alle vrienden van Isaura, zonder warme knuffels, zonder zelfs maar een schouderklopje om de pijn te verzachten… Het was ook gewoon niet te vatten: het ene moment was ik nog aan het bellen met mijn dochter en een dag later was ze er niet meer. Het verdriet om Isaura kan me nog vaak overvallen. Ik laat dat ook toe: als ik wil huilen, huil ik gewoon. Maar ik probeer mijn hoofd niet te laten hangen, blijf buiten komen. Omdat ik weet dat Isaura het liever zo had gewild. Als ik vroeger te lang in de fauteuil bleef hangen, riep ze me ook lachend toe: ‘Kom mama, uit je zetel, dan voel je je vast beter!’ Gelukkig heb ik veel steun aan mijn lieve man Johan. Als ik een dipje heb, zegt hij iets om me op te beuren, en omgekeerd. Ook de steun van de mensen hier in het dorp na haar dood was echt hartverwarmend. Mensen stopten speciaal met hun fiets om ons een bemoedigend woordje te komen toespreken. Of ze legden hun hand op hun hart als ze ons voorbijreden. Want stoppen en elkaar eens goed vastpakken, dat mocht natuurlijk niet… Op een dag was de stoep voor onze deur bezaaid met prachtige bloemen, die iemand met krijt had getekend. Daarboven stond in grote letters ‘Veel sterkte, Sheila en Johan’. Dat gebaar ontroerde me diep en deed me die akelige afstand door corona heel even vergeten.
Kleine aandenkens koesteren
“Als ik wil, zou ik elke dag kunnen denken: ‘Waarom Isaura? Waarom in godsnaam onze dochter?’ Maar met zulke gedachten kom je niet ver”
Sinds de dood van Isaura voel ik een soort leegte in mijn buik, een spanning ter hoogte van mijn navel. Iemand vertelde me daarover: ‘Die leegte kun je niet opvullen, niet met verre reizen, niet met drank, met niets. Je zal die leegte altijd voelen, want daar zit je dochter.’ Uit die woorden put ik veel troost, want nu weet ik dat dat gevoel er nu eenmaal bijhoort. Af en toe lijkt het ook alsof Isaura hier nog rondwaart. Kort na haar begrafenis bedacht ik me dat ik zo graag een aandenken aan haar zou willen, een sieraad bijvoorbeeld. Nog geen half uur later ging ik in de brievenbus kijken en wat zat daar in? Een ketting met haar afbeelding! Dat kon toch geen toeval zijn. Ik weet trouwens nog altijd niet wie dat prachtige geschenk voor ons heeft achtergelaten. Ik koester nu ook volop de kleine dingen die ze hier achteloos in huis heeft achtergelaten: een handafdruk op de kast in haar slaapkamer, een haarrekje met een paar van haar lange haren… Die kleine aandenkens grijpen me telkens weer verschrikkelijk aan. Ik kan ze gewoon niet weggooien.
Als ik wil, zou ik elke dag kunnen denken: ‘Waarom Isaura? Waarom in godsnaam onze dochter?’ Maar met zulke gedachten kom je niet ver. Liever probeer ik het positief te zien: ik heb mijn prachtige dochter toch maar mooi dertig jaar heel dichtbij mij gehad. Ik praat nog altijd heel graag over Isaura. Mensen twijfelen soms om over haar te beginnen, maar dan moedig ik hen net aan: ‘Vraag maar raak.’ Want pas als wij haar doodzwijgen, zal Isaura ook écht dood zijn. Ik ben er trouwens rotsvast van overtuigd dat ik haar ooit nog zal terugzien. Misschien niet in dit leven, maar wel in het volgende. Ook uit dat idee put ik veel troost. En ondertussen probeer ik haar, in dit leven dan, dicht bij mij te houden. Zoals die ene handafdruk: meer dan een half jaar later kan ik die nog altijd niet wegvegen. Op die plaats zal de stofdoek altijd eventjes haperen.”
Anne groette haar oma (86) een laatste keer aan het raam
“Bobonne heeft een lang, mooi leven gehad, maar de manier waarop ze is gegaan, gaf het afscheid toch een bittere nasmaak”
Anne (30): “In juni zou mijn lieve Bobonne er 87 geworden zijn. Ten minste: als corona niet voor spelbreker was komen spelen. Bobonne heeft een lang, mooi leven gehad, maar de manier waarop ze is gegaan, gaf het afscheid toch een bittere nasmaak…
Bobonne woonde al een paar jaar in een woonzorgcentrum. Op het nieuws hoorde ik in maart al alarmerende berichten over het coronavirus, en hoe kwetsbaar oude mensen daarvoor waren. Ik weet nog goed dat ik Bobonne, niet lang voor ze ziek werd, op het hart drukte: ‘Blijf maar vooral op je kamer en hou goed afstand van andere bewoners’. Eind maart kwam dan toch het telefoontje dat ik zo vreesde: onze grootmoeder voelde zich al een tijdje niet goed en nu ging het plots heel snel bergaf. Ik ben meteen naar het woonzorgcentrum gereden, om samen met mijn moeder en zus afscheid van haar te nemen. Daar ter plaatse stonden we voor een keiharde keuze: naar binnen gaan om Bobonne nog een laatste keer te zien of – veilig – buiten achter het raam blijven staan? Van het personeel mochten we naar binnen als we veiligheidskledij droegen, maar dat risico durfden we niet te nemen. Wat als die kledij niet goed ontsmet was? Dus besloten we om toch maar aan het raam te blijven staan. Afstand houden was de veiligste keuze, maar ook de moeilijkste. Hierna zouden we Bobonne nooit meer zien…
Iedereen apart in de kerk
Daar stonden we dan: wij drieën aan de ene kant van het raam en Bobonne aan de andere, in bed met een zuurstofmasker op haar vermoeide gezicht. Ondanks de afstand was het afscheid heel intens, alle drie stonden we onbedaarlijk te huilen. Maar elkaar eens goed vastpakken, dat mocht niet. Mijn zus hoorde namelijk niet tot onze bubbel en moést dus op anderhalve meter van ons blijven. Absurd, maar er zat niets anders op. Na het afscheid reden we ook elk apart weer naar huis: mijn moeder en ik in één auto en mijn zus in die van haar, helemaal alleen met haar verdriet… Pas na haar dood, de volgende ochtend, heeft de dokter van het centrum ons verteld dat het ‘zeer waarschijnlijk corona was’. Officieel konden ze dat niet vaststellen, daarvoor ging het allemaal te snel. Omdat alles zo vlug moest gaan, kregen we van de begrafenisondernemer ook geen kans om haar lichaam nog een laatste keer te groeten. De begrafenis was zo mogelijk nog zwaarder: we waren amper met z’n achten, meer mocht niet volgens de coronaregels. En mijn zus, die moest opnieuw apart van ons zitten. Dat voelde zo raar, zo tegennatuurlijk. Waarom mocht ik mijn kleine zusje niet gewoon dicht bij me houden? Ook van een koffietafel was geen sprake. Gelukkig stroomden de steunbetuigingen van onze familie en vrienden wel binnen via de telefoon en WhatsApp. Dat deed deugd, al konden ze de échte warmte van een knuffel of een schouderklopje toch niet helemaal vervangen.
Een echte verwen-oma
“Ik denk er nog heel vaak aan: ik wenend aan de ene kant van het venster en zij aan de andere kant, zo dichtbij en toch ver weg…”
Ik wist natuurlijk wel dat ik ooit afscheid zou moeten nemen van mijn grootmoeder. Maar op deze manier verliep die fase wel héél hard. Omdat we alle momenten die normaal bij zo’n afscheid horen, gewoon niet hebben gekregen. Voorlopig bewaar ik de urne van mijn grootmoeder daarom ook bij mij thuis. We hebben haar nog geen vaste plek op het kerkhof gegeven, omdat we stiekem hopen dat we alsnog een viering voor haar kunnen houden, met ál onze familie en vrienden dan. Zo’n ‘echt’ afscheidsmoment vinden we heel belangrijk, maar het maakt ook dat ik Bobonne’s overlijden moeilijk achter me kan laten. Als ik ’s avonds ga slapen, speelt die film nog vaak door mijn hoofd: ik aan de ene kant van het venster en Bobonne aan de andere kant, zo dichtbij en toch zo ver weg… Op moeilijke dagen verwarm ik mezelf aan onze mooie herinneringen samen. Bobonne was een echte verwenoma, ze liet ons nooit gaan zonder een lekker chocolaatje of een puntzakje snoep. Ik heb ook een deel van Bobonne’s assen in een kaarsje laten verwerken. Op die manier voel ik haar toch nog dichtbij me, ook al is ze er dan niet meer.”
De mama (76) van Kaatje belandde in een coma voor ze afscheid konden nemen
Kaatje (54): “Ik hoor mensen vaak zeggen dat die coronacrisis toch wat opgeblazen wordt: ‘Het zijn toch vooral oude mensen die eraan doodgaan?’ Dan moet ik altijd even op mijn tanden bijten. Pas als een van die mensen je bloedeigen moeder is, weet je écht hoe verwoestend dat virus kan zijn…
Sinds de dood van mijn papa woonde mama in een verzorgingstehuis. Toen ze naar daar verhuisde, was haar grootste bezorgdheid ‘of er daar in het tehuis wel internet zou zijn’. Mama was ondanks haar gevorderde leeftijd namelijk helemaal mee met haar tijd: ze deed niets liever dan videochatten en sms’en met haar kinderen en kleinkinderen. Ook tijdens de lockdown, toen we haar plots niet meer mochten gaan bezoeken, bleven we met z’n allen in contact via Facetime. Na een paar weken liet mama tijdens een videogesprek vallen dat ze best moe was en last had van gewrichtspijn. Ik dacht toen nog dat dat kwam omdat ze niet veel beweging kreeg. Maar de dag nadien had ze plots ook koorts. Mama werd meteen getest: ze had corona en moest zo vlug mogelijk naar het ziekenhuis. Vanaf toen ging het plots heel snel. Voor ik het wist belde het ziekenhuis om te zeggen dat haar longen achteruitgingen, een dag later moest ze al naar de intensieve afdeling en nog eens een paar uur later lag ze al in een kunstmatige coma.
“Het allerlaatste moment mocht ik bij haar zijn om afscheid te nemen. Daar ben ik nog altijd dankbaar voor”
Die paar dagen dat mama in het ziekenhuis lag, waren de langste uit mijn leven. Elk uur, elke minuut zat ik te wachten op het volgende telefoontje met slecht nieuws. Ondertussen huilde ik tranen met tuiten omdat ik mama niet meer had kunnen spreken voor ze in coma ging. Wat was er door haar hoofd gegaan, in haar laatste heldere momenten? Die vreselijke onwetendheid, die valt met geen woorden te beschrijven… Toen het einde dan echt naderde, zijn we met alle kinderen naar daar gereden om mama vaarwel te zeggen. Dat allerlaatste moment, dicht aan haar zijde, daar ben ik nog altijd dankbaar voor.
Ik verbaas me er nog bijna elke dag over hoe snél mama achteruit is gegaan. Ze was zo’n oersterke vrouw. ‘Jij wordt zeker 100 jaar’ zei haar dokter altijd. Maar tegen het coronavirus had ze gewoon geen verweer. Na haar dood hebben we nog drie maanden gewacht om haar assen te verstrooien, zodat álle familieleden dat afscheidsmoment konden meemaken. Het werd een prachtige voormiddag: iedereen had een tekstje geschreven voor mama, over hoe graag ze haar zagen en hoe hard ze haar misten. Aan het einde hebben we die tekstjes met een ballon de lucht in gelaten, op weg naar haar, ergens hoog daarboven.”
Dirk mocht zijn vader (84) nog één keer bezoeken
“Onder geen beding mochten we hem aanraken. Maar dat deden we stiekem toch. Hem niét aanraken: dat ging gewoon niet”
Dirk (59): “Mijn vader is in het ziekenhuis besmet geraakt met het coronavirus. Mijn moeder en ik mochten hem daarna nog één keer bezoeken, om afscheid te nemen. We moesten een veiligheidspak dragen, handschoenen én een masker en mochten papa ook onder geen beding aanraken. Maar dat hebben we stiekem toch gedaan… We wisten dat het de laatste keer zou zijn, hem niét aanraken: dat ging gewoon niet. Papa was al oud, dus ik wist dat het afscheid er ooit zat aan te komen. Maar toch niet op deze manier? Mijn moeder is ondertussen ook in het ziekenhuis opgenomen, voor een kankerbehandeling. Ik ben zo bang dat ze ook corona zal krijgen. Want zo’n gewrongen afscheid, dat kan ik geen twee keer aan.”
Christiana en haar man Gerard (88) raakten allebei besmet
“Mensen zeggen me dat ik bij de gelukkigen ben, omdat ik het virus overleefd heb. Maar zo voelt het niet…”
Christiana (90): “In maart ging ons woonzorgcentrum dicht, maar toen zat het virus al binnen. Gerard en ik raakten allebei besmet en werden in quarantaine geplaatst op een aparte afdeling. Ik voelde me niet zo ziek, maar met Gerard ging het helaas veel slechter. Hij raakte nauwelijks nog uit bed en werd steeds magerder en zwakker. Op het einde kon hij alleen nog maar slapen. Echt afscheid hebben we dus niet kunnen nemen, al heb ik wel tot het allerlaatste moment zijn hand vastgehouden. Mensen zeggen me nu dat ik bij de gelukkigen ben, omdat ik het virus overleefd heb. Maar zo voelt het helemaal niet… Ik mis mijn Gerard zo, dat verdriet valt met geen woorden te beschrijven. We waren meer dan 60 jaar getrouwd, wat moet ik nu in godsnaam nog zonder hem?”
Marina zag hoe eenzaam haar opa (87) was in zijn laatste dagen
“Zijn laatste dagen heeft hij eenzaam doorgebracht, in quarantaine en aan de beademing. Mensonwaardig vind ik dat”
Marina (24): “Sinds de dood van oma leefde opa eigenlijk alleen nog voor onze bezoekjes aan het rusthuis. Maar in maart mocht dat niet meer, door corona. Voor opa kwam dat verbod hard aan: het enige waarvan hij nog genoot, werd plots verboden. Via onze videochatgesprekken zag ik hem langzaam wegkwijnen, tot hij ook nog eens besmet bleek met corona. Zijn laatste dagen heeft hij eenzaam doorgebracht, in quarantaine en aan de beademing. Al die tijd mochten we niet bij hem, omdat het gevaar op besmetting te groot was. Pas toen duidelijk werd dat het niet lang meer zou duren, mochten we hem bezoeken. Ik zag de doodsangst in de ogen van mijn lieve opa en wilde hem knuffelen, troosten. Maar ik mocht hem niet aanraken, laat staan vastpakken. Dat we op zo’n mensonwaardige manier afscheid moesten nemen, daar worstel ik nu nog altijd mee…”
Libelle 42/2020 – Tekst: Margot Kennis
Meer openhartige verhalen:
- Krachtige vrouwen: Germaine ging na de dood van haar man en moeder in een sociaal verpleegtehuis werken
- Openhartig: rouwen om het verlies van je huisdier
- Eenzaam in tijden van corona: “Ik keek het huis rond. Ik had niets meer om handen, buiten mezelf, in een zee van stilte”
Volg ons op Facebook, Instagram, Pinterest en schrijf je in op onze nieuwsbrief om op de hoogte te blijven van alle nieuwtjes!