Mijn verhaal: Veerle was slachtoffer van een vluchtmisdrijf

Door De Redactie

Sinds ze werd aangereden door een auto die daarna vluchtmisdrijf pleegde, is Veerle nooit meer helemaal dezelfde. Anderhalf jaar later heeft het ongeval nog steeds een groot effect op haar lijf én haar leven.

‘Amai die rijdt snel’

Veerle (48): “Het gebeurde op 14 december 2023, om iets voor vijf uur. Ik fietste na mijn werkdag in het schemerdonker naar huis langs de gebruikelijke route. Mijn fietslichten deden het, ik had mijn helm op én mijn fluohesje aan. Op een stuk weg zonder fietspad hoorde ik achter me een auto naderen. ‘Amai, die rijdt snel’, flitste het door me heen.

Mijn gedachten waren nog niet koud of ik werd langs achteren aangereden en van mijn fiets geslingerd, om meters verderop in de berm te belanden. Ik zag vanuit mijn ooghoeken dat de auto stopte – een zwarte of donkerblauwe monovolume – en verwachtte dat de chauffeur naar me toe zou komen. Maar in plaats daarvan reed hij met gierende banden weg. Ik wilde rechtstaan, wat niet lukte, dus riep ik om hulp.

‘Blijf bij me’, heb ik haar gesmeekt. Daarna ben ik flauwgevallen.

Gelukkig was er een vrouw uit de buurt die eerst de klap had gehoord en daarna mijn hulpgeroep. Toen zij zich over me heen boog en tegen me zei dat ze de hulpdiensten zou bellen, was ik onmetelijk opgelucht. ‘Blijf bij me’, heb ik haar gesmeekt. Daarna ben ik flauwgevallen. Van de rit in de ziekenwagen herinner ik me zo goed als niets meer.

De fysieke letsels waren niet min. Mijn bekken was gebroken, net als mijn enkel, beide bovenbenen en een paar ruggenwervels. Ik had inwendige bloedingen. Mijn milt was gescheurd. Ik ben drie keer geopereerd en heb wekenlang in het ziekenhuis gelegen.

Vaste klant bij de kine

Met vallen en opstaan heb ik opnieuw moeten leren lopen. Mijn revalidatie heeft een halfjaar geduurd, tot de zomer, en ik ben nog altijd vaste klant bij de kinesist. Ik kamp met rugklachten en ik mank, door een beschadigde zenuw die voor krachtverlies zorgt in mijn rechterbeen, vooral als ik moe ben.

Maar ik heb ook veel geluk gehad. Omdat die vrouw me zo snel gevonden heeft. Omdat ik mijn helm droeg, waardoor er geen hoofd- of hersenletsels waren. En omdat ik sportief was en een goede basisconditie had. Volgens de dokters heeft dat zeker positief bijgedragen aan mijn herstel.

Samen met die volleybalclub is ook een heel stuk sociaal leven weggevallen

In september 2024 ben ik opnieuw aan het werk gegaan. Eerst deeltijds, intussen weer voltijds. Je ziet uiterlijk niets meer aan me, behalve dat ik soms trek met mijn been. Maar ik ben niet meer de vrouw die ik was voor mijn ongeval. Vroeger ging ik een paar keer in de week een uur lopen; nu ben ik al blij als ik een kwartiertje kan wandelen.

Ik speelde decennialang volleybal; daar is nu geen denken meer aan. Samen met die volleybalclub is ook een heel stuk sociaal leven weggevallen. Idem dito voor de sportieve uitstappen en actieve vakanties die ik maakte met het gezin; die staan voorlopig on hold. Ik ben veel sneller moe en moet leven met een aantal fysieke beperkingen, wat ik best moeilijk en frustrerend vind.

Snakken naar een ‘sorry’

Ook emotioneel heb ik klappen moeten incasseren. Slachtoffer zijn van een verkeersongeval is op zich al ingrijpend, maar bij een vluchtmisdrijf komen daar nog een aantal emoties bovenop: verontwaardiging, ontgoocheling, boosheid. Ik voel nog altijd woede opborrelen als ik eraan denk dat de bestuurder na de aanrijding, die hij zeker gemerkt moet hebben, is doorgereden en me voor dood heeft achtergelaten in de berm.

Kijk, dat iemand in een reflex of in pure paniek op de vlucht slaat, kan ik op de een of andere manier nog wel begrijpen. Maar ik kan er niet bij dat je achteraf geen last krijgt van je geweten en niet de moed vindt om je alsnog te gaan aangeven bij de politie. Ik had zo graag geweten wie die chauffeur was, zo graag een sorry gekregen.

Helemaal gerust in het verkeer ben ik nooit meer. En ik haal elke avond opgelucht adem als mijn kinderen weer veilig thuis zijn.

Mijn vertrouwen in andere mensen heeft door dit gebeuren een flinke knauw gekregen, en dan vooral mijn vertrouwen in andere weggebruikers. Ik durf nog altijd niet met de fiets naar de stad om te gaan werken, geen denken aan. Als ik nu mijn fiets neem, is het hooguit om hier in het dorp naar de bakker of naar een vriendin te gaan. En dan nog.

Laatst kwam ik helemaal overstuur thuis omdat een auto die uit een zijstraat kwam, me pas op het laatste nippertje had opgemerkt. Helemaal gerust in het verkeer ben ik nooit meer. Mijn kinderen, vijftien en zeventien jaar, gaan altijd met de fiets naar school. Ik besef heus wel dat ik hen niet kan en mag tegenhouden. Maar ik hou elke ochtend mijn hart vast als ik hen zie vertrekken en haal elke avond opgelucht adem als ze weer veilig thuis zijn.

Zou hij het zijn…?

Tegelijk denk ik: ik wil het achter me laten, dit mag niet de rest van mijn leven blijven spelen. Ik wil niet verbitterd worden. Ik wil dankbaar zijn dat ik nog leef, dat ik er nog ben. Als ik het moeilijk heb, denk ik soms aan de vrouw die me geholpen heeft na het ongeval: haar vriendelijke gezicht en zachte stem zullen me altijd bijblijven. Ik hou mezelf voor dat de meeste mensen zouden reageren zoals zij heeft gedaan en niet zoals de dader.

Maar toch. Soms slaag ik erin om een week of zo niet aan het ongeval te denken. Tot mijn hart plotsklaps een slag overslaat, omdat ik ergens een donkere monovolume zie rijden. Zou hij het zijn…?”

Partner Content

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."