Openhartig
“We vragen ons te weinig af wat cijfers op school doen met een kind”

Een cijfer op een toets of rapport is een eindbeoordeling en zegt in feite maar weinig over de context of de weg die het kind heeft afgelegd. We weten vaak niet wat die schoolse punten betekenen en staan te weinig stil bij de impact die ze hebben op het kind. Gezinswetenschapper Philippe Noens laat er zijn licht op schijnen.

Wie is Philippe Noens?

  • Docent opleiding Gezinswetenschappen
  • Onderzoeker Kenniscentrum Gezinswetenschappen (Hogeschool Odisee)
  • Auteur van het boek ‘Mogen we nog wel straffen?
  • Schrijft opiniestukken voor onder andere Knack, De Standaard, De Morgen en Humo.

Punten op school

Zijn punten een noodzakelijk iets op school?

Philippe Noens: “Ik durf mij nogal eens kritisch uitlaten over een te sterke focus stellen op leerdoelen en enkel te kijken naar prestaties in de vorm van toetsscores op school. Het is een soort van schijnwerkelijkheid waarbij men niet langer nadenkt over wat die cijfers betekenen. Een toetsscore wordt vaak gebruikt om te bepalen of een leerling een bepaald niveau heeft behaald, of hij geslaagd is, of waar er eventueel nog verbetering nodig is. Maar een toetsscore is ook maar een momentopname. Je hebt ook een grote cijfergeletterdheid nodig bij leerkrachten, schoolbesturen en beleidsmakers, zodat zij kunnen begrijpen hoe cijfers ons de goede richting kunnen uitsturen, maar ook kunnen misleiden. Een 8 op 10 lijkt bijvoorbeeld prima, maar misschien was de toets wel heel makkelijk? Dan zegt een 8 niet zoveel.”

Je mag het leerproces van een kind in kaart brengen, maar de uitslag hiervan is vooral belangrijk voor het schoolteam. De Koala-test werd een politiek verhaal over de thuistaal in de plaats van een spiegel van het interne taalbeleid voor het schoolteam

Nog even over de context van toetsen. Zo is er bijvoorbeeld veel aandacht voor de PISA-meting, een internationaal vergelijkend onderzoek dat de vaardigheden en kennis in natuurwetenschappen, lezen en wiskunde van 15-jarigen test. PISA meet vooral cognitieve vaardigheden – zoals begrijpend lezen of probleemoplossend denken. Maar andere aspecten van het onderwijs, zoals creativiteit of sociale vaardigheden komen nauwelijks aan bod. Dit kan leiden tot onderwijs dat zich te veel richt op scoren, en te weinig op brede vorming.

Ook de KOALA-toets, die de taalvaardigheid van 5-jarigen test, is een bekend instrument. Maar helaas zien we hier hoe snel die score daarop verkeerd begrepen werd. De toets is er eigenlijk gekomen om de taal te screenen in de derde kleuterklas, en om te zien welke kindjes extra ondersteuning nodig hadden tijdens de rest van het schooljaar om de overgang naar het eerste leerjaar vlot te laten verlopen. Het was nooit de bedoeling om te kijken of ouders hun kinderen wel voldoende met Nederlands omringen. Die test werd helaas een politiek verhaal over het Nederlands als thuistaal terwijl dat nooit de bedoeling was! KOALA is geen afrekening voor de kleuter of de ouders, maar een spiegel voor het schoolteam. Het laat zien wat het effect is van de taalondersteuning en taalstimulering die op school aangeboden wordt vanaf het moment dat het kind op school aankomt tot de test in de derde kleuterklas.

Als pedagoog vind ik dat je een kind mag testen om het leerproces van een kind in kaart te brengen, maar dat is in de eerste plaats belangrijk voor het schoolteam, en pas in tweede orde voor de leerling en zijn ouders. Leerkrachten zijn professionals en moeten de context rondom die cijfers goed interpreteren. Een score van bijvoorbeeld 6 op 10 zegt alleen dat je 60% van de vragen goed had – maar niet waarom je de rest fout had. Was het omdat je de stof niet kende? Of omdat de vraag onduidelijk was? Dat verschil is belangrijk. Slecht geslapen, zenuwen, lawaai in het lokaal… dat alles beïnvloedt ook je prestaties. Een toetsscore kan dan lager uitvallen dan wat je echt kunt.”

Zijn er alternatieven voor cijfers?

Philippe: “Ja, die zijn er zeker. Onze zoon gaat bijvoorbeeld naar het Freinet onderwijs, en daar kiest men bewust niet voor cijfers. In de plaats schrijven ze een heel uitvoerig verslag. Over wat hij gedaan heeft binnen en buiten de klas, maar ook hoe hij zich sociaal heeft gedragen, hoe het met zijn interesses en kennis zat. Wat is de leerkracht opgevallen en hoe kan het beter? Het komt allemaal aan bod. Dat rapport is veel persoonlijker, geeft ons als ouders meer inzicht in zijn leerproces dan alleen wat cijfers, en motiveert hem ook meer. Maar zo’n rapport opstellen is natuurlijk tijdrovend voor de leerkracht. En ‘minder’ objectief dan cijfers, want lastiger te vergelijken met andere leerlingen. Dus elk alternatief komt met voor- en nadelen.

Onze andere zoon is zes en gaat naar het eerste leerjaar in een reguliere school waar nog wel een rapport is met cijfers, aangevuld met een woordje uitleg van de leerkracht. Hij is een goede leerling met altijd een 8 of 9 op 10, maar in elk stukje uitleg staat hoe het nog beter kan. Dat is natuurlijk de valkuil als je met cijfers werkt. Men gaat voor perfectie, en kijkt vooral naar de ‘verloren’ punten.

Ik zou voorstellen dat als je kiest voor cijfers, je alles zegt met cijfers ‘all the way’ gaat. Dan geef je niet enkel aan hoe een leerling individueel gescoord heeft, maar ook wat het gemiddelde én de mediaan van de klas is. Met een grafiekje laat je daarnaasr zien hoe het kind eerder gepresteerd heeft, zodat je ook het proces in kaart brengt. Daar hoort dan best ook een legende bij, want niet alle ouders begrijpen die cijfers even goed. Ken jij spontaan het verschil tussen het gemiddelde en de mediaan?

Een andere optie is om te werken met een portfolio. Een verzameling van werkstukken van wat de leerling geleerd heeft. Het is heel transparant, je laat zijn ontwikkeling over een termijn zien, en het stimuleert zelfreflectie als je het in een gesprek bespreekt. Maar zo’n portfolio is wel moeilijker bij te houden bij jonge kinderen, of als de groep te groot wordt.”

Feedback in plaats van cijfers

Wat doen cijfers met een kind?

Philippe: “Wel, ik herinner mij nog dat ik in het eerste of tweede studiejaar zat en en dat er een tekenwedstrijd was. De directeur had de tekeningen in de gang opgehangen van mooi naar minder mooi. Toen ik zag dat de mijne aan het staartje hing, en daarop een 2 op 10 zag, was ik verschrikkelijk ontgoocheld. Ik had er zoveel tijd in gestoken! Toen was er gelukkig een leerkracht die dit zag en vertelde dat de meningen over de tekeningen verdeeld waren en dat hij die van mij best mooi vond. Hij had gezien dat ik iets heel moeilijks had willen doen, met drie dimensies, wat niet helemaal gelukt was. Hij zag met andere woorden al het harde werk dat ik erin had gestopt en niet enkel het resultaat.

Het is dus interessant om jouw leerlingen goed te kunnen inschatten en niet enkel naar het cijfer te kijken. Cijfers zijn makkelijk te geven en stimuleren vergelijking tussen leerlingen, maar missen vaak nuance. Alternatieven zijn persoonlijker en motiverender, maar vragen wel meer tijd, uitleg en vertrouwen. Niet alles hoeft gescoord te worden. Onderschat de impact van een stimulerende leerkracht niet, die luistert en zijn leerlingen kent, gericht feedback geeft, hoge verwachtingen koestert, blijft uitdagen. Maar ja, die dingen kan je natuurlijk niet ‘bewijzen’ door ze, zoals een toets, netjes op papier te zetten.

We vragen ons te weinig af wat dat cijfer doet met een kind. Ik zou eens graag aan een leerkracht vragen of zij dat graag zouden hebben, dat ze om de paar dagen getoetst worden en dat we ook een cijfer gaan kleven op hun prestaties. Ik denk dat leerkrachten het fijner vinden dat men hun professionaliteit vertrouwt. Wel, ik denk dat we onze kinderen ook wat meer mogen vertrouwen.”

Kiezen tegenwoordig meer scholen voor feedback of een andere vorm van evalueren?

Philippe: “We zien wel een inhaalbeweging, ja. Meer en meer leerkrachten zetten in op formatieve evaluatie. Dat betekent dat ze niet zomaar toetsen en punten gaan uitdelen, maar inhoudelijk terugkoppelen over wat goed ging en wat beter kan

De overheid wil meer en meer toetsen, waardoor er geen ruimte meer is voor het verhaal. Die uitleg en context is net zo belangrijk voor de ouders én de leerling.

Is er een rapport, nodig ouders dan per definitie uit voor een gesprek als je dat als leerkracht of als ouder nodig acht. Het is belangrijk dat je cijfers steeds voorziet van een uitleg. Idealiter is het kind dus ook altijd aanwezig op dat oudercontact, het gaat tenslotte over hem of haar.

Die context is echt nodig. Soms lijkt een toets over ‘wiskunde’ te gaan, maar meet hij eigenlijk ook concentratie en snelheid. Een 4 op 10 lijkt niet veel, maar misschien was de test aartsmoeilijk en scoorden net heel wat leerlingen onder de 5. Zonder te weten hoe anderen het deden, of hoe de toets is opgebouwd, kun je de score verkeerd interpreteren. Het is aan de leerkracht om tekst en uitleg te verschaffen.

Het probleem is dat leerkrachten vanuit de overheid steeds het signaal krijgen dat ze meer en meer moeten toetsen om een beter zicht te krijgen op de onderwijskwaliteit, waardoor er minder ruimte is voor het gewoon lesgeven. Er gaat te veel tijd naar examinering en toetsing. Bovendien worden die cijfers steeds vaker publiek gemaakt, zodat je scholen kunt gaan vergelijken en een soort ‘onderwijsmarkt’ krijgt. Ouders gaan een bepaalde school kiezen omdat de resultaten daar hoger zijn, of er meer leerlingen van die school doorstromen naar het hoger onderwijs, terwijl je eigenlijk niet goed weet waarom die prestaties hoger zijn. Is dat omwille van leerlingen hun leerproject of omwille van de instroom van reeds aan het begin intelligente leerlingen? Misschien zitten er vooral kinderen van de gegoede middenklasse wiens ouders kapitaalkrachtig genoeg zijn om na school nog allerlei bijlessen te betalen.

In veel onderwijssystemen is toetsen zo normaal geworden dat we het bijna niet meer in twijfel trekken. Maar eigenlijk zouden we veel vaker moeten vragen: waarom toetsen we eigenlijk, en voor wie? Soms lijkt het alsof toetsen er zijn omdat het nou eenmaal erbij hoort. Er wordt dan standaard getoetst aan het einde van een hoofdstuk. Maar moet dat echt? Zou het niet beter zijn om te kijken of iemand de stof kan toepassen in de praktijk of kan uitleggen aan een ander?

Toetsen worden ook vaak gezien als een manier om te controleren of leerlingen iets kennen. Maar leren gebeurt juist tijdens oefenen, proberen, fouten maken, reflecteren — niet tijdens het invullen van een toets. Te veel toetsen kan ook leiden tot oppervlakkig leren, demotivatie of faalangst. Als leerlingen vooral bezig zijn met cijfers halen, raken ze vaak het zicht kwijt op waarom ze eigenlijk leren. De intrinsieke motivatie verdwijnt. Nogmaals, ik ben niet tegen toetsen. Die kunnen nuttig zijn, als ze het leren ondersteunen, als ze passen bij het doel en als ze niet het hele onderwijs gaan domineren. Maar de kern is: toetsen is een middel, geen doel. En die nuance missen we soms.”

Meer tips voor ouders:

Volg ons op FacebookInstagramPinterest en schrijf je in op onze nieuwsbrief om op de hoogte te blijven van alle nieuwtjes!

Partner Content

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."