3 lezeressen over wat ze zouden doen als ze weer achttien zouden kunnen zijn

Zou jij, met wat je nu weet, je leven anders aanpakken als je weer dat jonge meisje van achttien was? Of zou je dezelfde keuzes maken? Wij stelden deze vraag aan drie lezeressen, en kregen evenveel mooie antwoorden terug.

Katleen stapte in een ongelukkig huwelijk, maar heeft geen spijt.

Katleen (61): “Als ik nu de achttienjarige Katleen zou tegenkomen, dan zou ik tegen dat kunstzinnige, levenslustige meisje zeggen: ‘Kijk eens diep in je hart. Ben je echt zeker dat Bert de man is met wie jij je leven wilt doorbrengen?’ En ik zou het haar nog eens vragen op haar 24ste, wanneer ze voor het altaar staat. Want op dat moment kent ze Bert al beter en weet ze dat zijn complexiteit geen fase is, maar een blijvende karaktereigenschap. Tegelijk wil ik het haar ook níét zeggen, want mocht ze daar en dan niet trouwen, dan zou ze haar prachtige kinderen niet leren kennen.

36 jaar ben ik blij Bert gebleven, te lang. Ik heb al veel nagedacht over op welk punt ik had moeten vertrekken. Ik vind het niet. Toen de kinderen klein waren, was het geen optie. Ik wilde niet dat ze alleen naar hun vader moesten gaan. Toen ze volwassen waren, was het Bert die mij inpeperde dat ik het financieel nooit zonder hem zou redden. Hij wilde mij klein en onzeker houden, en omdat hij dat al jarenlang deed, geloofde ik hem.

Ik kende het woord autistisch of narcistisch toen niet, maar als ik nu terugkijk, zie ik wel kenmerken.
Mijn huwelijk opgeven was zo lang geen optie voor mij. Ik liet te vaak over mijn grenzen gaan, maar het duurt lang voor je dat doorhebt. Bovendien ben ik van nature iemand die heel trouw is. ‘Als je voor iemand kiest, is het voor het leven’, met dat idee ben ik opgevoed.

Het gaat goed met mij. Maar deze les zou ik aan mezelf als jong meisje meegeven: blijf niet trekken aan een dood paard

En dan kwam toch, na 37 jaar, het moment waarop het opeens de enige logische optie werd. Mijn dochter was getuige van een zoveelste ruzie en smeekte me: ‘Mama, alsjeblieft, ga weg.’ En eens die deur in mijn hoofd was opengezet, ging het snel. Ik vertrok.

Maar hoewel scheiden achteraf bekeken de beste beslissing was, zou ik de woorden ‘Trouw niet met die man’ tegen de achttienjarige Katleen niet over mijn lippen krijgen. Want dan verloochen ik mijn kinderen, en zij hebben mij in mijn leven het allergrootste plezier gegeven. Wat ik wel doe, is aan anderen, waaronder mijn kinderen, vertellen dat je niet mag denken dat je iemand kunt veranderen. Ik dacht dat ik genoeg liefde en geduld had voor ons allebei, maar ik heb daarmee veel mooie jaren verloren.

Als álle energie maar van één kant komt, klopt er iets niet. En dan verlies je jezelf beetje bij beetje. Dat ervaar ik nu nog. Mezelf terugvinden is al een lange weg geweest. Ik wist niet meer wat ik leuk of mooi vond, wat míjn mening was. Je plooit en draait zo lang om toch maar te passen in het plaatje van een ander dat je jezelf vergeet. Ondertussen voel ik stilaan de interesses van dat meisje dat ik toen, op mijn achttiende was, terugkomen: tekenen, schilderen, nieuwe mensen leren kennen. Het gaat goed met mij, maar de levensles die ik graag wil meegeven is toch: blijf niet trekken aan een dood paard.”

Inge had één droom: een groot gezin. Daar denkt ze nu anders over.

Inge (53): “Toen ik achttien was, was mijn enige droom: trouwen in een wit kleed met een heel lange sleep à la Sisi. Op die leeftijd denk je dat dat trouwen vooral daar om draait. Toen het er een jaar later van kwam, had ik effectief een sleep, maar wel een veel kortere, en gemaakt op school door de meisjes van snit en naad. Meer konden mijn man en ik niet betalen. Toen we getrouwd waren, was mijn volgende droom: veel kinderen! Dat ging spijtig genoeg niet vanzelf. Na heel wat hormoonkuren was ik eindelijk zwanger van een tweeling. Ik was zo blij met mijn kindjes dat niemand anders ze mocht vastpakken.

Omdat ik graag nog een kindje wilde, nam ik opnieuw hormonen en werd ik snel opnieuw zwanger. Weer een tweeling, terwijl de eerste amper een jaar waren… Ik was zo uitgeput dat ik die jongste twee wél graag aan anderen gaf om te pakken. Het waren zware jaren. Mijn man en ik werkten allebei, tijd voor onszelf of elkaar was er niet. Ik keek uit naar het moment dat de kinderen ouder zouden zijn, dan zou er eindelijk tijd en rust komen.

Met vier kinderen is er altijd wel eentje waarmee het minder goed gaat. Ik besef dat ik nooit nog rust in mijn hoofd zal hebben

Maar nu het zo ver is, besef ik dat ik nooit nog rust in mijn hoofd ga hebben. Als je vier kinderen hebt, is er altijd wel eentje waarmee het minder goed gaat. Mijn jongste heeft gezondheidsproblemen, een ander kind is net gescheiden en wil graag het huis overkopen maar heeft de centen niet. En mijn man en ik kunnen haar niet echt helpen, want als we het voor eentje doen, moeten we het voor alle vier doen. En die mogelijkheden hebben we niet.

Ik lig ervan wakker als een van mijn kinderen niet gelukkig is, en daarom denk ik: als ik het bij twee had gehouden, zou dat al maar de helft van de zorgen zijn. En dan zou ik misschien ook meer kunnen helpen. Financieel, of door iets praktisch voor hen te doen als strijken of poetsen. Ik zou ook meer tijd voor hen kunnen maken. Ik probeer er te zijn en te luisteren, maar ik heb gewoon niet altijd de ruimte. Je bent maar zo gelukkig als je minst gelukkige kind, en als je er vier hebt, zit je je altijd wel ergens mee zorgen over te maken. Dus daarom, achttienjarige Inge: hou het toch maar bij twee kinderen, dan slaap je misschien iets beter.”

Imke kampte met een paniekstoornis en wou dat ze zich sneller had laten helpen.

Imke (43): “Achttien is het laatste volledige levensjaar dat ik ‘normaal’ heb doorgebracht. Ik was een vrolijk meisje, altijd op zoek naar humor en spel. Ik was toen al wel een denker, maar mijn levenslust was groter. Op mijn negentiende gebeurde er iets kleins, maar het was wel bepalend voor mijn verdere leven. Tijdens een citytrip met studiegenoten werd ik ’s nachts ziek. Te veel gegeten, dacht ik.

Maar toen ik tegen de ochtend nog altijd misselijk op de badkamervloer lag, kwam er plots een grote golf van paniek over mij: wij moesten die dag samen in de auto naar huis, en dat zou me nooit lukken zonder dat ik de groep zou ophouden. Zij zouden door mijn schuld vaak moeten stoppen en als ik niet op tijd bij een toilet zou geraken, zouden zij mij misschien wel ziek zien. Van die gedachte werd ik nog beroerder. Die keer had ik mijn eerste paniekaanval, al zou het nog even duren voor ik dat doorhad.

We zijn thuisgeraakt die dag, en hoewel ik me schaamde, vergat ik het voorval. Maar na een restaurantbezoek even later, overkwam mij hetzelfde. Weer urenlang misselijk, bibberend, naar adem happend. Die aanvallen bleven me overkomen, vaak getriggerd door een volle maag. Ondertussen was ik al bang geworden om uiteten te gaan. Een tijd later gebeurde het op de trein. Het idee dat ik zou flauwvallen voor het oog van al die mensen was zo beangstigend dat ik nooit meer een trein nam.

Toen ik de eerste keer naar de huisarts ging, legde ze mij uit dat ik aan hyperventilatie leed. Ik ging naar de kinesist, later naar een psycholoog, maar toen dat niet toereikend bleek te zijn, stelde de dokter antidepressiva voor. ‘Dat doe ik niet, ik ben niet depressief’, was mijn stellige antwoord. Ook al legde ze uit dat die pillen heel goed werken tegen angsten, ik ben nooit meer naar die dokter teruggegaan. Geen pillen voor mij.

Meer dan twintig jaar heb ik zelf gezocht naar manieren om van mijn paniekstoornis af te geraken. Yoga, mindfulness, kalmerende apps, dauwtrappen, nog een batterij psychologen en coaches. Het hielp soms, maar er bleef altijd een sluimerend gevoel van paniek in mij aanwezig. Ik was continu op mijn hoede. Op een feestje wist ik altijd waar de uitgang was, ik moest te allen tijde kunnen vluchten, want niemand mocht iets aan mij zien. Ik voelde me zelf immers zwak omdat ik een paniekstoornis had en was er zeker van dat anderen ook zo streng zou oordelen.

Medicatie nemen, was in mijn ogen falen. Maar mijn koppigheid heeft mij wel jarenlang levenskwaliteit ontnomen

Ik kan niet zeggen dat ik een ongelukkig leven had. Ik trouwde, kreeg kinderen, maakte carrière. Maar ik was altijd alert, en altijd doodmoe. In al die jaren zijn er vier mensen geweest die mij medicatie hebben aangeraden: een psycholoog, een kinesist en twee huisartsen. Ik heb niemand willen geloven. Mijn paniekstoornis zélf overwinnen stond gelijk aan sterk zijn, medicatie was falen.

Pas vier jaar geleden, nadat ik mijn derde kind had gekregen, en er naast mijn paniekstoornis ook nog een soort somberheid bij kwam, heb ik eindelijk dat voorschrift voor antidepressiva gebruikt. Tranen met tuiten heb ik gehuild, toen ik die eerste pil in mijn mond stak. Maar vier weken erna werd ik wakker en merkte ik op dat ik geen hartkloppingen had. Dat ik geen scenario’s in mijn hoofd had om op te anticiperen: wat als de baby te vroeg wakker werd, wat als hij de andere kinderen wakker maakte… Na zes weken zei ik tegen mijn man: ‘Zou dit zijn hoe normale mensen zich voelen?’ Opeens voelde alles zo veel lichter, en vooral: ik had energie. Er ging niks meer verloren aan nutteloos gepieker.

Nu pas besef ik wat een gigantische impact die paniekstoornis heeft gehad. Ik heb er geen grootse dingen in m’n leven door laten liggen, maar de energie die ze vroeg, had ik wél voor andere dingen kunnen gebruiken. Dat koppig zelf willen fiksen wat gewoon een verkeerde bedrading in mijn hersenen was, heeft mij wel levenskwaliteit ontnomen. Zo heb ik nooit kunnen sporten, dat vroeg te veel van mij. Een reis buiten Europa is mij ook nooit gelukt, te onveilig.

Ik ben ondertussen niet per se gelukkiger – mijn karakter is altijd eerder zonnig gebleven – maar wel zo veel meer op mijn gemak. Sterker ook. Ik bén niet meer die stoornis, iets wat jarenlang wel zo in mijn hoofd heeft gezeten. Als ik weer achttien zou zijn, zou ik dus evengoed alle therapieën hebben geprobeerd, want er zijn mensen bij wie dat wel helpt, maar ik zou véél sneller geluisterd hebben naar de experts. ‘Waarom het per se zelf overwinnen? Denk je dat je daar een standbeeld voor krijgt?’ , dat zou ik graag tegen de achttienjarige Imke willen zeggen. Ik ben te lang te streng voor mezelf geweest.”

Nog meer openhartige verhalen lezen?

“Na mijn scheiding heb ik gemerkt dat ik veel sterker ben dan ik dacht. Ik zit nu gewoon goed in mijn vel, ook mentaal”
Mijn verhaal: tegen haar verwachting in is Annemie gelukkig gescheiden

Volg ons op FacebookInstagramPinterest en schrijf je in op onze nieuwsbrief om op de hoogte te blijven van alle nieuwtjes!

Partner Content

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."