Marleen en Lydia hadden een heel sterke band als zussen, ook toen Lydia zwaar ziek werd
Geen moment was Marleen weg te slaan bij haar zus, zeker niet toen die ziek werd. Dat Lydia die momenten ook erg koesterde, ontdekte Marleen na haar overlijden, toen ze een bijzonder briefje aan Libelle vond…
Mijn dag begint altijd met het lezen van de krant. Maar echt gelukkig word ik daar niet van. Na alle miserie in Oekraïne of Gaza, de nasleep van de presidentsverkiezingen in Amerika of het nieuws over onwetende slachtoffers die drugs in hun drankje krijgen, ben ik wát blij dat ik achter mijn computer kan kruipen en in de ontplofte digitale brievenbus van Libelle mag snuffelen.
Het is een plek waar ik alle ellende van de wereld kan vergeten, want elke dag vertellen tientallen lezeressen ons over die ene geliefde die hun wereld een beetje mooier maakt. Soms gaat het om een dochter, die haar mama wil bedanken voor het warme nest waarin ze werd grootgebracht. Of een moeder, die ongelooflijk trots is op haar dochter die een moeilijke tijd achter de rug heeft. Een echtgenoot, die zijn grote liefde wil laten weten dat hij haar niet als vanzelfsprekend beschouwt, of een hele school, die de turnjuf die op pensioen gaat nog een laatste keer in de bloemetjes wil zetten. Elke brief wordt met een lach, soms met een traan, maar vooral met veel bewondering gelezen.
Twee keer wist ze de ziekte met de grote K te overwinnen. De derde keer was de keer te veel. ‘Ach, het komt wel weer goed, zoals altijd’, zei ze. Maar het heeft niet mogen zijn
Zo ook die van Lydia Domen. Ik lees dat zij haar zus Marleen dankbaar is voor de onvoorwaardelijke liefde. Het is pas op het einde van de brief dat ik zie dat niet Lydia de afzender is, maar Marleen, over wie de brief gaat. Ze laat weten dat het inmiddels al meer dan een jaar geleden is dat haar zus overleed. “Twee keer wist ze de ziekte met de grote K te overwinnen, maar de derde keer was een keer te veel. Op 12 april 2023 kreeg ze de diagnose slokdarmkanker. ‘Ach, het komt wel weer goed, zoals altijd’, zei ze nog. Maar het heeft niet mogen zijn. Op 4 juni werd ze opgenomen in het ziekenhuis en ze is niet meer naar huis gekomen. Een tijdje geleden was ik aan het snuffelen tussen haar papieren en botste ik plots op een brief aan Libelle. Ze heeft me zo dikwijls gezegd dat ze me graag zag, dat ze dankbaar was om de momenten die we samen spendeerden. Ik weet zelfs niet of ze ’m ooit heeft verzonden, maar het voelt zo goed om een van haar schrijfsels te lezen. Het is er eentje om te koesteren, om in te kaderen.”
Bijna een tweeling
We besluiten op de redactie om Lydia’s wens alsnog in vervulling te laten gaan. Wanneer ik Marleen een berichtje stuur en haar vraag of ze misschien wat meer wil vertellen over de band met haar zus, word ik meteen geïnviteerd voor een lange, maar warme babbel bij haar thuis in Antwerpen. Het eerste wat me opvalt als ik aan de keukentafel ga zitten, zijn de foto’s op het prikbord.
Marleen: “Het lijkt wel alsof we een tweeling zijn. Overal waar ik kom, zwaaien de mensen naar mij, omdat ze denken dat ík Lydia ben, terwijl ik hen nog nooit in mijn leven heb gezien. Nu, de gelijkenis met al mijn zussen en broer is immens. Je bent een Domen of je bent het niet”, begint ze haar verhaal. Maar hun band gaat natuurlijk veel verder dan enkel het uiterlijk.
“Het is waar wat Lydia schreef: dat we een hechte familie zijn, en het klopt ook dat de relatie tussen mij en haar net wat dieper ging dan met de andere zussen en onze broer. Maar dat is niet altijd zo geweest, hoor. Mijn ouders kregen zeven kinderen: zes meisjes en één jongen. Lydia was de tweede oudste, ik de tweede jongste. We werden allemaal om de twee jaar geboren – behalve de jongste, die kwam pas vier jaar na mij.
Dat wil zeggen dat Lydia acht jaar ouder was dan ik. Op latere leeftijd is dat verwaarloosbaar, maar als kind was het leeftijdsverschil best groot. Zij lag met de oudste op de zolderkamer, waar ze tot in de late uurtjes praatten over hun eerste vriendjes, terwijl ik een kamer deelde met mijn broer en mijn jongste zus en wij nog met de poppen en de auto’s speelden. En toen ik voor het eerst verliefd werd, was Lydia al het huis uit. Getrouwd en mama van drie jongens. Zij had in die tijd helemaal niets met de puber die ik was. Het is pas nadat Lydia na een huwelijk van dertig jaar ging scheiden van haar man, dat onze band hechter werd.
Lydia werd overal graag gezien. Dat gastvrije en ontwapenende dat mama had, had Lydia ook
Zij moet toen een jaar of vijftig zijn geweest, ik begin de veertig. Ik had inmiddels zelf het nest verlaten en had een gezin, waardoor ik me ook voor het eerst in haar schoenen kon verplaatsen. Want ook al was de breuk een beslissing die ze samen met haar ex-man nam, ze zagen elkaar wel graag. En dan is het verdriet eens zo groot.
Omdat ik niet wilde dat ze dat leed alleen zou dragen, hielp ik waar ik maar kon. In het begin was dat voornamelijk met het praktische: een nieuwe woonst vinden, aankloppen bij het OCMW, de helft van de inboedel inpakken en naar haar nieuwe stek brengen, een tweedehandsauto gaan kopen. Al moesten we voor dat laatste uiteindelijk wel de hulp van mijn man inroepen. Wat wisten wij van pk’s en verzekeringen? Niets.
Zodra Lydia gesetteld was, bleef ik geregeld bij haar over de vloer komen. Omdat ik gewoon graag in haar gezelschap vertoefde, maar evengoed omdat ik niet wilde dat ze hele dagen alleen zat. Niet dat ze niets omhanden had, hoor. Lydia leek op dat vlak als twee druppels water op mama. Thuis was het vroeger áltijd de zoete inval.
Niet moeilijk, als je weet dat mama elke dag een verse ketel soep op het vuur had staan. Als we met de kinderen van de buren in het bos tegenover ons aan het spelen waren, dan mochten ze nadien altijd hun voetjes mee onder tafel schuiven. Tel het maar eens uit: zeven kinderen die elk een vriendje meebrachten… Dat gastvrije en ontwapenende had Lydia ook – ik denk trouwens dat elke Domen dat heeft. (lacht)
Maar het zorgde er wel voor dat ze overal graag gezien werd, dat het moeilijk was om haar níét graag te zien. In het koor waar ze zong, in de zorginstelling Sterrenhuis waar ze als een grootmoeder was voor de jongeren met een beperking. Ze ging zelfs elk jaar mee langlaufen. Nu ja, ze stond nooit zelf op de latten, maar ontfermde zich over de gasten die ziek waren of gewoon geen zin hadden om een hele dag de kou te trotseren. Maar op de dagen dat ze wél thuis was, trokken we er samen op uit. Voor een wandeling, een fietstochtje of een lekkere Leffe op Sint-Anneke – Lydia dan toch, want ik lust dat niet.”
De laatste reis
De scheiding van Lydia was niet het enige waar de twee zussen zich samen doorworstelden, want in 2005 én nog eens vijf jaar later, in 2010, kreeg Lydia de diagnose borstkanker. “In die tijd zag ik Lydia haast vaker dan mijn eigen man en kinderen, die daar gelukkig alle begrip voor hadden. Ook zij weten dat gedeelde smart halve smart is. ‘Ons Lydia heeft je nu meer nodig dan wij, doe wat je moet doen.’ Ik denk dat ik geen enkele doktersafspraak, geen enkele chemokuur, zelfs geen enkele bloedafname gemist heb.
Of dat niet zwaar was? Het was niet de gelukkigste tijd uit mijn leven, maar we hebben er samen wel het beste van gemaakt. De afdeling oncologie in het ziekenhuis is niet de meest gezellige plek, maar het is meer dan eens gebeurd dat wij er de boel op stelten zetten. Dat we niet meer bijkwamen van het lachen, en zo ook een glimlach op de gezichten van de andere patiënten toverden.
Voor Lydia was humor het beste medicijn, zeker toen ze kanker had. Ik herinner me een keer dat we samen in Spanje waren – een jaarlijkse traditie – en ze op haar bed lag met haar vingers gekruist. Ze had geen haren meer en haar pruik lag op de commode. Echt, heel even dacht ik dat ze dood was. Tot ze zich rechtzette, mijn gezicht zag en de slappe lach kreeg. Dat was Lydia ten voeten uit. Niet bij de pakken blijven neerzitten en er het beste van maken, zelfs op de meest moeilijke momenten.
Maar twee jaar geleden moet ze gevoeld hebben dat het niet meer goed zou komen. Ze had slokdarmkanker, en de dag dat den Antwerp kampioen speelde, belde ze me op. ‘Marleentje, het gaat niet. Ik moet naar het ziekenhuis. Ik ga morgen naar spoed.’ Maar ik wilde niet dat ze zo lang zou wachten. Ik was met de fiets in ’t stad, en ben meteen naar haar gereden.
Op haar doodsprentje staat: ‘Zelfs het mooiste liedje heeft een laatste strofe, maar het melodietje blijft.’ En Lydia zal voor altijd het mooiste melodietje in mijn leven blijven
Onderweg heb ik Marina gebeld, de jongste van ons zeven, om zo snel mogelijk naar Lydia te gaan. Ik zie haar daar nog zo zitten, in haar nachtjapon, doodsbang voor wat er ging komen. Hoewel de dokters nog optimistisch waren – volgens de oncoloog was het ergste voorbij en zou het vanaf dan alleen maar beter gaan – wist Lydia dat ze deze keer ongelijk hadden. Uiteindelijk is ze in de nacht van zaterdag 1 op zondag 2 juli overleden. Alleen. Dat vind ik het ergste, dat er niemand bij haar was op het moment dat haar hart stilviel.
Dat was bij mijn mama trouwens net op dezelfde manier gebeurd: ook zij is er ’s nachts tussenuit geglipt. Soms denk ik dat ze dat met opzet hebben gedaan, omdat ze niemand tot last wilden zijn. Bij mij knaagt het, dat ze alleen is moeten beginnen aan haar laatste reis. Maar voor Lydia was de cirkel rond. In mei troepten we nog met de hele familie samen voor het Belgisch kampioenschap wielrennen voor junioren dat voor haar deur passeerde. De stad had toen een wedstrijd gelanceerd waarbij de eigenaar van het best versierde huis langs het parcours een ballonvaart zou winnen. Dat moet je tegen de familie Domen geen twee keer zeggen!
Er werden vlaggen opgehangen, ballonnen opgeblazen… En jawel, Lydia ging met de hoofdprijs lopen. Al was die ballonvaart maar bijzaak, want Lydia genoot vooral van het hele familiegebeuren. Mijn oudste zus heeft achteraf nog gezegd dat Lydia daar al afscheid aan het nemen was. Van ons en van het leven. Zonder poespas. Dat is hoe ik me Lydia het liefst herinner. Op haar doodsprentje staat: ‘Zelfs het mooiste liedje heeft een laatste strofe, maar het melodietje blijft.’ En Lydia zal voor altijd het mooiste melodietje in mijn leven blijven.”
Lydia wilde haar zus Marleen verrassen met het Libelle-juweel. Het briefje aan onze redactie lag klaar, maar toen overleed ze… Marleen vond na haar dood de brief en besliste om ’m alsnog te versturen. Zo kwam het verhaal over hun uitzonderlijke zussenband toch tot bij ons.
Dag Libelle,
Ik ben een alleenstaande gepensioneerde vrouw. Ik werd grootgebracht in een warm nest, met vijf zussen en één broer. Met ieder van hen heb ik een hechte band, maar met ons Marleen gaat het toch net een tikje dieper. Ik noem haar niet voor niets ‘mijn engelbewaarder’.
Toen ik in 2005, en vijf jaar later opnieuw, de diagnose borstkanker kreeg, heeft ze samen met mij alles vanop de eerste rij beleefd. Ze ging mee naar de oncoloog, hield me gezelschap als ik weer eens een chemokuur kreeg en ze sprak me telkens weer moed in op momenten dat ik het niet meer zag zitten. Wat niet wil zeggen dat het in die tijd altijd een saaie, triestige boel was. Wel integendeel, want met Marleen lachte en kwetterde ik me een weg doorheen de behandeling.
Sindsdien zijn we onafscheidelijk, want ook nu er geen enkele kankercel meer in mijn lijf te vinden is, blijft Marleen zich ontfermen over mij. Als de zon komt piepen, sleurt ze me uit mijn huisje om te gaan wandelen, om een fietstochtje te maken of een frisse Leffe te gaan drinken aan het strand van Sint-Anneke.
Ze ontpopte zich intussen ook tot fotograaf en maakt de perfecte plaatjes voor bij mijn reportages, die ik schrijf voor het streekmagazine ‘De Polder’. Want ik hield aan mijn kankerbehandeling bevende handen over, waardoor ik zelf geen foto’s meer kan nemen. Of we gaan soms samen een week naar Spanje, wat niet evident is voor een alleenstaande met een klein pensioen. Maar Marleen speurt het hele web af, zodat we in het najaar met z’n tweetjes naar de zon kunnen, om samen te genieten van luieren, lezen, zwemmen, aperitieven en vooral lekker eten. Wat is het heerlijk om zo toch even weg te kunnen zijn van alle beslommeringen.
Het zijn misschien allemaal maar kleinigheden, maar vele kleintjes samen doen wonderen. Marleen is al jaren een trouwe Libelle-abonnee en ik lees al even lang mee. Wat zou het fijn zijn mocht ik haar kunnen verrassen in haar favoriete blad, met het Libelle-juweel.
Lydia
Meer interessante artikels:
Volg ons op Facebook, Instagram, Pinterest en schrijf je in op onze nieuwsbrief om op de hoogte te blijven van alle nieuwtjes!