” ‘Leef, alsof het je laatste dag is’, dat is nu mijn lijflied. Want ja, ik lééf!”
Freija werd op haar zevende het slachtoffer van een verkeersongeval en draagt nog altijd de gevolgen. Toch omarmt ze het leven weer.
Het leven van Freija hing aan een zijden draadje. Maar na een tijd van veel verdriet en wanhoop, voelt ze zich vandaag weer sterk, dankbaar én trots.
Maanden in coma
Freija (26): “Ik stapte aan de huizenkant van het voetpad, mijn handje in de hand van mijn vader. Het was kermis in het dorp en we kwamen terug van het vuurwerk in het park. Het was een mooie septemberavond in het jaar 2005. Tot er plots met brute kracht op ons werd ingereden. De bestuurster had kramp in haar beenspieren gekregen en duwde op het gaspedaal in plaats van op het rempedaal. Mijn vader belandde op de grond, met een verbrijzeld heupgewricht, maar was nog bij bewustzijn. Het was meteen duidelijk dat ik er veel erger aan toe was. Ik werd roerloos in de ambulance gelegd, die me naar het ASZ in Aalst bracht. Omdat mijn toestand te kritiek was, werd ik dezelfde avond getransfereerd naar het universitair ziekenhuis in Jette. Ik lag in een maandenlange coma. Een tijd van veel verdriet, onzekerheid en wanhoop voor het hele gezin.”
“Het was een mooie septemberavond, we kwamen terug van de kermis in het dorp. Tot er plots een auto op ons inreed”
Mama Gudrun: “We waren radeloos en constant nabij, want we konden Freija op elk moment verliezen. Maar tegelijk waren we ook vastberaden. Ik heb heel veel geprobeerd om Freija te doen reageren: ik probeerde haar te triggeren met geuren, met tactiele dingen, met de kinderliedjes die ze leuk vond… Maar niets hielp. Haar ogen staarden. Geen enkel teken van leven. Een beeld dat we als gezin heel confronterend vonden. De artsen hebben enkele keren gevraagd of we wilden stoppen met de kunstmatige beademing, maar dat weigerden we telkens weer. We wilden Freija tijd geven. We zijn gelovig, en het hielp me dat ze de ziekenzalving kreeg van een priester, wat ons verlichting gaf. Zo voelde ik het toch aan, het troostte me.”
Hopen op reactie
Freija: “Ik ben mijn ouders, broers en zussen ontzettend dankbaar dat ze de machines nooit hebben stopgezet, hoe uitzichtloos mijn situatie ook was. Na enkele weken kreeg ik bijvoorbeeld een septische shock en was het weer naar af. Ik kon ook niet op intensieve blijven liggen, dus werd ik – nog steeds in coma – naar het revalidatieziekenhuis van het UZ Gent gebracht. Daar deden kinesis ten oefeningen met mijn slappe en niet meewerkende lichaam. Dat moet zo onwerkelijk geweest zijn voor mijn omgeving. Moeke bleef er intussen voor gaan. Ze bleef me ja-neevragen stellen, hopend op enige reactie. En eindelijk, na zes lange, eindeloze maanden zonder een teken van leven, lukte het me plots wel om een vingerkootje te bewegen toen ik ‘ja’ bedoelde.”
“Ik lag in een maandenlange coma. De arts vroeg of ze de machines moesten stopzetten, maar ik ben zo blij dat mijn familie dat niet wilde”
Mama Gudrun: “Euforisch was ik, toen ik dat zag. Het was het eerste contact met haar, de eerste kennismaking met de ongelooflijke vechtlust die Freija ons nog zou tonen. Intussen wisselde onze dochter het ziekenhuis af met thuis, een plek waar ze meer dingen kon herkennen en hopelijk ook interessantere prikkels kreeg. We deden er alles aan om haar op weg te helpen.”
Freija: “Mijn eerste herinnering na het ongeluk is, dat ik weer leerde stappen, tussen twee leuningen. Het verhaal gaat dat ik met veel moeite tot aan de andere kant was geraakt, maar dat ik erna toch per se nog wilde terugstappen. Die wilskracht zit heel erg in me. De dokters voorspelden een bedlegerige toekomst, met niet veel levenskwaliteit. Daar konden mijn ouders zich aanvankelijk ook mee verzoenen. Maar ik dwong mezelf om te blijven gaan, om mezelf te blijven pushen. Ik wilde stappen vooruit blijven zetten, letterlijk en figuurlijk. En vooral: ik wilde zo graag weer de oude worden. Ik was als zevenjarig meisje zeer intelligent – hoogbegaafd zoals dat heet – en erg sportief. Dat wilde ik terug. Alleen moest ik alles, echt alles opnieuw leren als een baby: ik kreeg lang sondevoeding, moest weer leren eten, opnieuw leren plassen, spreken en slikken…”
Kilometers diepe put
Mama Gudrun: “We hadden veel geduld, en werden af en toe beloond met een doorbraak of iets wat ons geruststelde. Freija kon bijvoorbeeld nog niet spreken, maar ze kon wel correct haar broers en zussen – we hebben zes kinderen – aanduiden. Het zorgde voor een innerlijke hoera en veel bewondering.” Freija: “Het vroeg veel tijd, veel geduld en veel doorzettingsvermogen. Maar ik gaf niet op. Vandaag eet ik, drink ik, kan ik zeggen wat ik wil zeggen en kan ik korte afstanden stappen. Werken lukt niet, maar ik ben wel graag bezig. Ik oefen mijn fijne motoriek met diamond painting, doe graag aan scrapbooking, speel intussen autoharp (een muziekinstrument dat lijkt op een citer, red.) en ik kan zelfs tennissen. En ik heb een liefje, Egon. Dat is allemaal ongelooflijk als je weet vanwaar ik kom.
Fysiek gaat het dus beter met me, maar enkele jaren geleden kreeg ik wel een mentale dreun, wat blijkbaar typisch is op het moment dat het dan fysiek beter gaat. Op mijn achttiende belandde ik in een zware depressie na ernstige pesterijen op school. En ook omdat ik toen ineens echt besefte dat ik wellicht nooit meer de oude Freija zou worden, ondanks alle inspanningen die ik ervoor overhad. Mijn moeder probeerde me te troosten, maar hierbij kon ze me niet helpen. Even wilde ik er zelfs niet meer zijn. Tegen moeke vertelde ik dat ik in een put van honderd kilometer diep zat. Het was een heftig deel van mijn verwerkingsproces. Maar met behulp van medicatie en van de juiste mensen om me heen, geraakte ik uit die neerwaartse spiraal.”
Lijflied
Freija: “Hoewel ik nog steeds goede en slechte dagen heb, voel ik vandaag vooral enorm veel dankbaarheid voor het leven. Maar de grootste proficiat verdient mijn moeke. Ik besef heel erg hoe mijn familie en ouders altijd samen met mij hebben gevochten en hoe ver me dat heeft gebracht. Vandaag voel ik me sterk. Ik kan nog wel boos worden om wat ons overkomen is, waarom net wij? Maar ik ben ook positief. Mensen omschrijven me als perfectionistisch, empathisch en als een grapjas. Ik ben creatief bezig, zorg graag voor anderen, ben trots op mezelf.
“Ik kan nog altijd boos worden om wat ons overkomen is, maar ik voel vandaag vooral enorm veel dankbaarheid voor het leven”
Ik heb geen grootse dromen, maar maak wel plannen. Zo droom ik van een afspraakje met Egon: we zien elkaar te weinig en het zou ons veel plezier doen. Een tijdje geleden ben ik ook begonnen met ijsschaatsen voor mensen met een beperking. Eerst werd ik met een rolstoel rond geschaatst – de regionale televisie kwam toen filmen – terwijl ik over het ijs werd geduwd op de tonen van het liedje ‘Leef’ van André Hazes jr. Ik genoot en zong mee – ‘Leef alsof het je laatste dag is’. Het is mijn lijflied, want ja, ik lééf!”