Mijn verhaal: Erna werd drie keer overvallen op het werk
Erna (64): “Eind jaren zeventig waren banken hét doelwit van overvallen. Maar toch begon ik te werken aan het loket. ‘Als er iets gebeurt, is je veiligheid het enige wat telt’, zeiden de bazen altijd. Het geld was niet belangrijk, dus als we konden, moesten we vooral vluchten. Ik lachte het vaak genoeg weg, want hoe groot was de kans dat ze de bank waar ík werkte zouden overvallen? Zoals iedereen dacht ik: mij overkomt het niet.
Tot er, twee jaar later, plots twee gewapende overvallers de bank binnenstormden. Alles ging zo snel. Voor ik het wist, lagen we allemaal op de grond. In shock, volledig verlamd door angst. Het enige waar ik aan kon denken, was of ik de overval wel zou overleven. En aan mijn lieve man, die thuis op me wachtte. Aan alles wat we samen nog gepland hadden. Aan de kinderen die we ooit samen zouden opvoeden. Van die dag herinner ik me niet veel, behalve de prachtige leren handschoenen die de overvallers droegen, én de kilte van het wapen dat een van hen tegen mijn slaap drukte. Na amper drie minuten namen de overvallers de benen, maar het leek alsof we daar uren zaten. Er raakte gelukkig niemand gewond, al werden we wel meegenomen naar het ziekenhuis voor een check-up. Fysiek mankeerde ik niets, maar ik was zwaar aangedaan. Toen de arts me het telefoonnummer van het kantoor vroeg, sloeg ik tilt. Tientallen keren per dag zei ik het nummer tegen onze klanten, en nu kon ik me geen enkel cijfer herinneren. De bank werd twee dagen gesloten. Er was heel wat schade, maar onze baas wilde vooral dat wij de tijd namen om alles te verwerken. De ochtend dat de bank terug opende, stond een heel team klaar om ons op te vangen als we het moeilijk hadden. Maar samen besloten we er weer in te vliegen. Het was met een klein hartje, maar we beseften dat de kans klein was dat de overvallers onze bank opnieuw zouden binnenstormen.
“Ik herinner me nog altijd de kilte van het wapen tegen mijn slaap. Het gevoel niet veilig te zijn, draag ik voor altijd mee”
Maar twee maanden later gebeurde het opnieuw. Twee mannen kwamen op precies dezelfde manier binnengevallen. Ze sprongen over de balie, bedreigden ons met wapens en zochten in alle haast naar geld. Een collega die apart in een kantoor zat, hoorde het lawaai. Hij deed zijn deur open, zag de overvallers en vluchtte weg. Ik herinner mij nog dat ik me zo in de steek gelaten voelde, want hij was veilig en wij niet. Ik deed alles wat de overvallers me vroegen. Ik zei hen waar het geld lag en hield me voor de rest stil. En ik bleef tegen mezelf herhalen: ‘Je hebt al één overval overleefd, dan kun je dit nu ook.’ En inderdaad: voor we het goed en wel beseften, stond de politie buiten klaar om in te grijpen. De daders konden ontsnappen, maar tijdens de interventie raakte een agent zwaargewond. Ik was opgelucht dat ík het opnieuw overleefd had, maar voor het eerst werd ik ook overmand door woede. Want hoe kan iemand in hemelsnaam geld belangrijker vinden dan een mensenleven? Die politieagent – een man met een gezin, een familie – vocht voor zijn leven in het ziekenhuis, terwijl de overvallers op vrije voeten rondliepen.
Een paar weken later moest ik naar het politiebureau voor een identificatie, want ze hadden een verdachte opgepakt. Één man leek wel heel erg op een van de overvallers. Ik voelde de woede weer opborrelen. Voor wat hij mij, mijn collega’s en die agent had aangedaan, en omdat hij daar zo zelfverzekerd stond, zonder spijt, zonder schuldgevoel.
De ene bank na de andere werd in die tijd het slachtoffer van gewelddadige overvallen, dus besloten onze bazen in te grijpen. Strengere beveiliging, minder cash geld in de kantoren.
En toch… tien jaar na die tweede overval, drongen opnieuw drie mannen de bank binnen. Deze keer glipten ze met mijn collega, die als eerste was toegekomen, mee naar binnen. Ik kwam als tweede aan en zag hoe ze mijn collega in bedwang hielden. Natuurlijk gierde de adrenaline door mijn lijf, en toch wist ik perfect wat me te doen stond. Één van de nieuwe veiligheidsmaatregelen was een knop om een stil alarm te activeren. Zonder al te veel nadenken, drukte ik op die knop. In een mum van tijd stond de politie in ons kantoor.
Mijn collega’s en ik mogen van geluk spreken dat we ongeschonden uit die overvallen zijn gekomen, al heeft het natuurlijk wel sporen nagelaten. Één collega is het nooit te boven gekomen, en kampt sindsdien met een angststoornis. En toegegeven, ik ben ook een stuk onrustiger dan vroeger. Ik controleer altijd twee tot drie keer of de deur goed op slot is en of er nergens een raam wagenwijd openstaat. Ook tegenover mensen die ik niet ken, ben ik voorzichtiger, wat ik vroeger nooit deed. Maar ik ben al blij dat het mijn leven niet volledig heeft geruïneerd. En dat heb ik voor een groot deel te danken aan de bank zelf. Zelfs nu, bijna veertig jaar later, vragen mijn collega’s nog regelmatig hoe het met me gaat. Ja, ik ben soms bang dat het me opnieuw overkomt. Dat vaag gevoel van onrust, en niet veilig te zijn, zal ik voor de rest van mijn leven met me meedragen.”
Tekst: Diny Thomas. Beeld: Getty Images
Lees meer verhalen uit het leven gegrepen:
- Mijn verhaal: Christel bleef tien jaar bij haar man, hoewel ze wist dat hij verliefd was op een ander
-
Fleurs dochter wordt gepest en dat voelt als een straf voor haar eigen gedrag