Interview Martin Heylen
Het is een koude donderdag als we Martin Heylen (55) ter hoogte van de Woestijnvis-gebouwen treffen. Hij heeft het razend druk. Hoewel de tweede reeks van ’God en klein Pierke’ ondertussen op het scherm loopt, wordt er nog volop aan de komende afleveringen gewerkt.
Ook vandaag heeft hij een strak tijdsschema, ons gesprek moet tussen twee montagesessies door. ”Sorry hoor”, verontschuldigt hij zich. ”Maar ik moet noodgedwongen één oog op de klok houden. En nog eens pardon, want ik heb de gewoonte om interviews altijd even kort voor te bereiden. Ook dat is door de drukte wat tussen de plooien gevallen. Maar genoeg excuses nu, vuur maar af!”
Welaan dan! Je hebt opnieuw een indrukwekkende rij toppers gestrikt. Was het moeilijk om er ’maar acht’ uit te kiezen?
”Best wel. Ik had een hele lange lijst met mogelijke gasten. En op de redactie hebben we flink wat gediscussieerd om tot die shortlist te komen. De mensen die genoeg persoonlijkheid en potentieel hadden voor ’God en klein Pierke’ zijn allemaal gepolst en de acht die toezegden, hebben we geportretteerd. Maar dan begint het kiezen en verliezen pas. Voor mij is dat de rode draad doorheen de reeks. Want rond iedere gast maken we een programma van 50 minuten, terwijl we van iedereen gemiddeld 2000 minuten beeldmateriaal hebben.”
Ook bij het filmen moet je soms heftige keuzes maken: in het kielzog van Rudi Vranckx belandde je in de vuurlinie. De eerste keer dat je in zo’n hachelijke situatie terechtkwam?
”Nee, ik heb nog al gedacht: en nu gaan we dood. In Siberië begon onze auto een keer oncontroleerbaar te tollen op een sneeuwbaan. En in Pakistan werd ooit gevochten rond mijn hotel. Maar dit was anders, ik stond er middenin. Er werd eerst met rubberkogels geschoten, daarna met scherp. Ik besefte heel goed: één zo’n kogel en het is gedaan.”
De camera’s bleven draaien, was jij je daar ook van bewust?
”Zeker, en dat wilde ik ook. Het was de eerste keer dat een oorlogsverslaggever op die manier werd geportretteerd voor de Vlaamse televisie. Daarom ging mijn engagement zo ver. Maar ik ben niet lichtzinnig meegestapt, ik heb me over een drempel heen moeten zetten. Want het ging een stap verder dan waar ik voor mezelf de lijn had getrokken. Ik ben nooit oorlogscorrespondent geworden, omdat ik thuis een verantwoordelijkheid heb en die ten volle wil opnemen. (snel) Maar iedereen moet doen wat hij wil, ik veroordeel geen andere collega’s die dat wel doen. Afijn, ik stond daar dus in Palestina en moest plots beslissen: ga ik mee? Ik heb mijn geweten toen gesust met te bedenken dat ik met ervaren mannen op pad was. Rudi en z’n crew hebben al heel wat oorlogen meegemaakt. Door heel dicht bij hen te blijven, beperkte ik het risico aanzienlijk.”
Lees het volledige interview met Martin Heylen in Libelle 2 (12 januari 2012)