Witte kerstballen pimpen: 12 feestelijke ideeën

Schrijf eerst de naam op een kladpapier om te zien hoe je de letters gaat vormen. Schrijf na wat oefenen de naam met potlood op een kerstbal en trek over met een bredere stift (Posca marker bullet shaped point 0,9 – 1,3 mm in zwart, schleiper.com). Schrijf het geboortejaar er met potlood onder en trek dit over met een fijne stift (Posca marker bullet shaped point, 0,7 mm in zwart, schleiper.com).

Doe een beetje secondelijm rond de top van de kerstbal, aan het kroontje, om het begin van de woldraad vast te zetten. Wikkel de wol vervolgens in nette horizontale rijtjes rond de kerstbal naar onderen toe, terwijl je af en toe een streepje lijm toevoegt.

Breng met de lijmstift een strook lijm aan op een kerstbal om het begin van een satijnen lint (± 1 cm breed, bijvoorbeeld Veritas) vast te zetten. Wikkel het lint kriskras rond de hele kerstbal, terwijl je per nieuwe wikkeling telkens opnieuw een strook lijm aanbrengt en het lint mooi strak trekt. Knip het lint af en zet ook het uiteinde weer vast met lijm.

Plak schilderstape van 9 mm breed (schleiper.com) rond de omtrek van de bal, van de ene kant van het kroontje tot de andere kant van het kroontje. Herhaal nog 3x zodat de bal in acht gelijke partjes is verdeeld. Teken aan weerskanten van de schilderstape zachte potloodlijnen. Verwijder de tape, overtrek de potloodcontouren met goudstift (Posca marker bullet shaped point 0,9‑1,3 mm in goud, schleiper.com) en kleur de maantjes in. Breng eventueel een tweede laag aan voor een meer dekkend effect.

Bestrijk de helft van de bal gelijkmatig met lijm, bepoeder met kunstsneeuw (hobbywinkel) en laat even drogen. Doe hetzelfde met de andere kant.

Meet – met het kroontje als begin- en eindpunt – de omtrek van een bal met Ø 8 cm af met zwart satijnlint van 7 mm breed (schleiper.com), en knip af. Knip zo nog 3 lintjes op dezelfde lengte. Zet een toefje lijm aan weerskanten van het kroontje en plak een lintje over de bal heen van lijmpunt naar lijmpunt. Plak nu de andere lintjes, het tweede loodrecht op het eerste en de 2 laatste tussen de beide eerste lintjes in, zodat de bal in gelijke partjes verdeeld wordt.

Breng met lijmstift lijm aan op een kerstbal op een hoogte naar keuze, wentel deze vervolgens over een bord met vlokken namaak bladgoud (schleiper.com) en wrijf vlokken die niet vastzitten er voorzichtig weer af.

1. Markeer met potlood op een denkbeeldige horizontale cirkel in het midden van een bal met Ø 8 cm stipjes, op regelmatige afstand van elkaar. De techniek is dezelfde als beschreven bij de zwarte ruitjesbal (zie bal nr 12) en je gebruikt een reepje stevig tekenpapier van 5 x 1,8 cm. Leg het strookje met de ene korte kant tegen het kroontje aan en teken aan het andere uiteinde een potloodpuntje aan beide hoeken van de strook; tussen de twee puntjes zit dan 1,8 cm. Verschuif de strook rond het kroontje, van puntje naar puntje, teken 1,8 cm verder telkens een nieuw puntje en werk zo de hele cirkel puntjes af.
2. Teken boven en onder elk puntje een nieuw potloodpuntje, op telkens 1,8 cm afstand; je hebt nu drie rijen puntjes precies boven elkaar.
3. Teken nu tussen de bovenste en middelste rij puntjes een nieuwe rij puntjes, maar geschrankt – elk puntje schuift dus een halve afstand op. Teken op dezelfde manier een extra rij puntjes tussen de middelste en de onderste rij puntjes.
4. Verbind de puntjes tot ruiten met een donkerrode stift (Posca marker bullet shaped point 0,9‑1,3 mm in donkerrood, schleiper.com). Teken boven de bovenste ruiten verticale lijnen van de punten naar het kroontje toe, en onder de onderste ruiten verticale lijnen van de punten naar de onderkant van de bal toe.

Tip! Om inktvegen te voorkomen, werk je best in fases. Laat de stift telkens goed drogen voor je aan de andere kant begint. Het geeft niet als de lijnen niet kaarsrecht zijn, dat geeft net een speels effect aan het lijnenspel.

Perforeer een flink aantal rondjes uit gouden papier (schleiper.com). Breng met lijmstift de confetti-rondjes in 5 horizontale lijnen aan rondom de kerstbal. Werk geschrankt, zodat de rijen rondjes ten opzichte van elkaar verspringen.

Plak volgens een vast patroon versterkingsringetjes voor geperforeerd papier op een kerstbal, vul het centrum op met donkerrode nagellak en laat goed drogen voor je de ringetjes voorzichtig verwijdert.

Knip een stuk gouden decoratielint van 10 cm breed in de lengte in 3 stroken van elk 3 cm breed, en verknip elke reep in vierkantjes van 3 x 3 cm. Vouw deze volgens de illustratie tot tuiltjes – waarvan de puntjes bovenaan niet op elkaar vallen, maar verspringen – en plak elk tuiltje onderaan in de vouw vast met een likje lijm. Zet bovenaan tijdelijk vast met een miniknijpertje (ava.be) tot de lijm droog is. Verwijder de knijpertjes. Bestrijk een deel van een bal met Ø 8 cm gelijkmatig met lijm en plak de tuiltjes met de onderste punt kriskras op de bal. Werk zo verder tot je geen wit van de bal meer ziet.

1. Teken op een bal met Ø 7 cm met potlood een cirkel op 1,5 cm afstand van het kroontje. Gebruik hiervoor een strookje stevig tekenpapier van 1,5 x 1 cm, dat als een passer zal fungeren: leg het strookje met de korte kant tegen het kroontje aan, zet de potloodpunt aan de andere kant tegen het strookje aan en zet een fijn potloodstreepje op de bal. Draai de strook een beetje verder rond het kroontje en teken opnieuw een streepje. Als je helemaal rond bent, heb je de eerste potloodcirkel getekend.
2. Teken op dezelfde manier nog 3 cirkels, telkens met een langer strookje tekenpapier: eentje van 2,8 cm voor cirkel 2, 3,8 cm voor cirkel 3 en 6 cm voor cirkel 4.
3. Ga met zwarte stift over de cirkels
   (Posca marker bullet shaped point 0,7 mm
   in zwart, schleiper.com).
4. Teken – op gelijke afstand van elkaar – kleine ruiten tussen cirkels 1 en 2 en grotere ruiten tussen cirkels 3 en 4; deze laatste verspringen – en staan dus geschrankt – ten opzichte van de kleinere ruiten erboven.

Tip! Werk ook hier in fases om inktvegen te voorkomen.